oefenvragen scheikunde

1 / 37
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoe noem je een helder mengsel van een vaste stof in een vloeistof
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je een helder mengsel van een vloeistof in een vloeistof
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 3 - Quiz

Hoe noem je een helder mengsel van een gas in een vloeistof
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je een troebel mengsel van een vaste stof in een vloeistof
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je een troebel mengsel van een vloeistof in een vloeistof
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je een troebel mengsel van een gas in een vloeistof
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je de kleinste deeltjes van een stof die nog alle eigenschappen van die stof heeft
A
atomen
B
moleculen
C
protonen
D
elektronen

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je een mengsel van een vloeistof in een gas
A
nevel
B
rook
C
legering
D
schuim

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je een mengsel van een vaste stof in een gas
A
nevel
B
rook
C
legering
D
schuim

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je een mengsel van verschillende metalen
A
nevel
B
rook
C
legering
D
schuim

Slide 11 - Quiz

Olieverf is een mengsel van een kleurstof (korreltjes) en olie. Olieverf is een voorbeeld van een
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 12 - Quiz

Yoghurt is een mengsel van een melkvet (= een vloeistof) en water. Yoghurt is een voorbeeld van een
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 13 - Quiz

Hieronder staan voorbeelden van 4 vloeibare mengsels. Welke is helder?
A
Yoghurt
B
olieverf
C
jus d'orange
D
thee

Slide 14 - Quiz

Hieronder staan voorbeelden van 4 vloeibare mengsels. Welke is troebel?
A
Yoghurt
B
spa citroen
C
zout water
D
thee

Slide 15 - Quiz

Een stof bestaat uit allemaal dezelfde moleculen, dit is een
A
oplossing
B
mengsel
C
zuivere stof
D
dit kan niet

Slide 16 - Quiz

Een stof bestaat uit verschillende soorten moleculen, dit is een (geef het beste antwoord)
A
oplossing
B
mengsel
C
zuivere stof
D
dit kan niet

Slide 17 - Quiz

Een stof heeft een kookpunt, dit is een
A
oplossing
B
mengsel
C
zuivere stof
D
dit kan niet

Slide 18 - Quiz

Een stof heeft een kooktraject, dit is een
A
oplossing
B
mengsel
C
zuivere stof
D
dit kan niet

Slide 19 - Quiz

Een stof heeft een smeltpunt, dit is een
A
oplossing
B
mengsel
C
zuivere stof
D
dit kan niet

Slide 20 - Quiz

Een stof heeft een smelttraject, dit is een
A
oplossing
B
mengsel
C
zuivere stof
D
dit kan niet

Slide 21 - Quiz

Om te scheiden kun je een suspensie
A
indampen
B
destilleren
C
filtreren
D
extraheren

Slide 22 - Quiz

Om te scheiden kun je een oplossing
A
indampen
B
afschenken
C
filtreren
D
extraheren

Slide 23 - Quiz

Om te scheiden kun je een oplossing
A
afschenken
B
destilleren
C
filtreren
D
extraheren

Slide 24 - Quiz

Om te scheiden kun je steenzout
A
indampen
B
destilleren
C
filtreren
D
extraheren

Slide 25 - Quiz

Thee zetten is een voorbeeld
A
indampen
B
destilleren
C
filtreren
D
extraheren

Slide 26 - Quiz

Lucht zuiveren met een afzuigkap is een voorbeeld van
A
filtreren
B
adsorberen
C
extraheren
D
destilleren

Slide 27 - Quiz

Hoe noem je bij destilleren de stof die achterblijft in de kolf
A
residu
B
destillaat
C
filtraat
D
mengsel

Slide 28 - Quiz

Hoe noem je bij filtreren de stof die achterblijft in het filter
A
residu
B
destillaat
C
filtraat
D
mengsel

Slide 29 - Quiz

Hoe noem je bij filtreren de stof die door het filter gaat
A
residu
B
destillaat
C
filtraat
D
mengsel

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je bij destilleren de stof die verdampt en in de erlenmeyer komt
A
residu
B
destillaat
C
filtraat
D
mengsel

Slide 31 - Quiz

Welke stof is altijd nodig bij adsorberen
A
koolstof
B
filter
C
zuurstof
D
water

Slide 32 - Quiz

Waardoor werkt filtreren
A
verschil in dichtheid
B
Verschil in korrel grootte
C
verschil in kookpunt
D
verschil in aanhechting

Slide 33 - Quiz

Waardoor werkt destilleren
A
verschil in dichtheid
B
Verschil in korrel grootte
C
verschil in kookpunt
D
verschil in aanhechting

Slide 34 - Quiz

Waardoor werkt indampen
A
verschil in dichtheid
B
Verschil in korrel grootte
C
verschil in kookpunt
D
verschil in aanhechting

Slide 35 - Quiz

Waardoor werkt adsorberen
A
verschil in dichtheid
B
Verschil in korrel grootte
C
verschil in kookpunt
D
verschil in aanhechting

Slide 36 - Quiz

Waardoor werkt bezinken
A
verschil in dichtheid
B
Verschil in korrel grootte
C
verschil in kookpunt
D
verschil in aanhechting

Slide 37 - Quiz