Woche 04 2.S

Heute Mittwoch den 26. Januar 2022
Ik kan een juiste combinatie persoonlijk vnw en voorzetsel maken. 

Ik bereid me voor op Grammatik C, het ontleden.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Heute Mittwoch den 26. Januar 2022
Ik kan een juiste combinatie persoonlijk vnw en voorzetsel maken. 

Ik bereid me voor op Grammatik C, het ontleden.

Slide 1 - Slide

Was machen wir dieser Stunde?
Persoonlijk vnw en voorzetsel
      voor de 1., 3. en 4. naamval (onderwerp, meewerkend vw en lijdend vw)

Nakijken huiswerk en nieuw huiswerk

Voorbereiden Grammatik C

Afsluiten van de les






Slide 2 - Slide

Übung
Welke naamval heeft het voorzetsel?

Slide 3 - Slide

voorzetsels met de 4e naamval
voorzetsels met de 3e naamval
bei
aus
nach
zu
von
mit
seit
durch
für
gegen
ohne
um

Slide 4 - Drag question

Übung
Persoonlijk voornaamwoord in combinatie met voorzetsel.

Slide 5 - Slide

Ich habe ein Geschenk ....... mitgebracht .
voor haar (let op hoofdletters)

Slide 6 - Open question

Das ist sehr nett ..... .
van u (let op hoofdletters)

Slide 7 - Open question

Fährst du ...... zum Traning?
met zij (meerv) (let op hoofdletters)

Slide 8 - Open question

Wir fahren nicht ....... .
zonder jou (let op hoofdletters)

Slide 9 - Open question

Hoe ging het met de voorzetsels?
Waar moet je nog aandacht aan besteden?

Slide 10 - Open question

Hausaufgaben

Hausaufgaben nachsehen:
Kap. 3 ((L1 6 (digi-controle) = alte Aufgabe))
              L1 Auf. 10
              L2 Auf. 1, 6 und 8
Lernen Lernbox Lek. 2



Slide 11 - Slide

Ontleden (NL herhaling)
Mijn moeder heeft mijn vader een nieuwe  rode auto gegeven.
Meine Mutter hat meinem Vater ein neues rotes Auto geschenkt.

1 Wat is de persoonsvorm? En op welke manier kan ik die vinden?
2 Wat zijn alle werkwoorden in de zin?
3 Wat is het onderwerp? En hoe kan ik het onderwerp vinden?
4 Wat is het lijdend voorwerp? Hoe kun je het lijdend vw vinden?
5 Wat is het meewerkend voorwerp? Hoe vind je het meewerkend vw?

Slide 12 - Slide

Ontleden
Mijn moeder heeft mijn vader een nieuwe  rode auto gegeven.
Meine Mutter hat meinem Vater ein neues rotes Auto geschenkt.

1 Wat is de persoonsvorm? En op welke manier kan ik die vinden?
hat

zin in een andere tijd zetten   //  zin vragend maken   // onderwerp van aantal veranderen

Slide 13 - Slide

Ontleden
Mijn moeder heeft mijn vader een nieuwe  rode auto gegeven.
Meine Mutter hat meinem Vater ein neues rotes Auto geschenkt.

2 Wat zijn alle werkwoorden in de zin?
 heeft gegeven
 hat gegeben


Slide 14 - Slide

Ontleden
Mijn moeder heeft mijn vader een nieuwe  rode auto gegeven.
Meine Mutter hat meinem Vater ein neues rotes Auto geschenkt.

3 Wat is het onderwerp? En hoe kan ik het onderwerp vinden?
Mijn moeder
Meine Mutter

Wie / Wat heeft gegeven?           
Wer / Was hat geschenkt?

Slide 15 - Slide

Ontleden
Mijn moeder heeft mijn vader een nieuwe  rode auto gegeven.
Meine Mutter hat meinem Vater ein neues rotes Auto geschenkt.

4 Wat is het lijdend voorwerp? Hoe kun je het lijdend vw vinden?
een nieuwe rode auto
ein neues rotes Auto

Wie / Wat + alle werkwoorden + onderwerp.
Wat heeft mijn moeder gegeven?
Was hat meine Mutter geschenkt?

Slide 16 - Slide

Ontleden
Mijn moeder heeft mijn vader een nieuwe  rode auto gegeven.
Meine Mutter hat meinem Vater ein neues rotes Auto geschenkt.

5 Wat is het meewerkend voorwerp? Hoe vind je het meewerkend vw?
mijn vader
meinem Vater

Aan/voor wie + onderwerp + alle werkwoorden + lijdenvoorwerp.
Wat heeft mijn moeder een nieuwe rode auto gegeven?
Was hat meine Mutter ein neues rotes Auto geschenkt?

Slide 17 - Slide

Lernbox 1 und 2
Ken je de woorden al?

Slide 18 - Slide

Vertaal:
de kleren

Slide 19 - Open question

Vertaal:
de winkel

Slide 20 - Open question

Vertaal:
de rugzak

Slide 21 - Open question

Vertaal:
tekenen

Slide 22 - Open question

De woorden van Lernbox 1 en 2 ken ik
A
slecht
B
goed
C
moet ik echt mee bezig
D
dacht dat ik het kende, maar het valt tegen

Slide 23 - Quiz

Hausaufgaben

Hausaufgaben nachsehen:
Kap. 3 L1 6 (digi-controle) L1 Auf. 10
              L2 Auf. 1, 6 und 8
Lernen Lernbox Lek. 2
Kennen Grammatik A Seite 96

Neue Hausaufgaben für den 27. Januar 2022:
Vorbereiten Grammatik C
Lernen / Kennen: Lernbox Lek. 1 & 2 und Grammatik A

Slide 24 - Slide

Fragen zum Schluß

Slide 25 - Slide

Wat heb je deze les gedaan?

Slide 26 - Open question

Nog een vraag over het verleden:

Had je voor de oefentoets gemaakt?
A
ja
B
nee
C
deels
D
heb er naar gekeken

Slide 27 - Quiz

Wat doe je voor de toets van hoofdstuk 3 anders?

Slide 28 - Open question

Hausaufgaben

Neue Hausaufgaben für den 26. Januar 2022:

Machen Kapitel 3  L1 Auf. 10 
                                       L2 Auf. 1, 6 und 8
Lernen Lernbox Lek. 2
Kennen Grammatik A Seite 96

Slide 29 - Slide

Leider noch keine Aussicht auf eine 11-Städtetour.

Slide 30 - Slide

Persoonlijke vnw
ik       jij         hij       zij       het     wij        jullie      zij +       u
ich    du        er       sie      es        wir       ihr          sie         Sie
Onderwerp
mij    jou      hem   haar   hem  ons       jullie    hen/hun   u
mir   dir       ihm     ihr       ihm   uns      euch    ihnen Ihnen
Meewerkend voorwerp
mij      jou    hem   haar   het    ons       jullie      zij +       u  
mich   dich  ihn     sie       es      uns       euch     sie         Sie
Lijdendvoorwerp

Slide 31 - Slide

Voorzetsels 

3.                                              4.
uit              =  aus                  door      = durch
bij               =  bei                   voor      = für (niet letterlijk)
met            =  mit                   tegen  = gegen  
na/naar    =  nach               zonder = ohne
sinds        =   seit                  om         = um
van            =   von                  
naar(toe)=   zu

Slide 32 - Slide