Les 11 - verkleinwoorden en meervoud verbuigen

Wat leer je vandaag?
Aan het einde van de les:

> weet je hoe je het meervoud maakt bij het zelfstandig naamwoord

> weet je hoe je een zelfstandig naamwoord verkleint (verkleinwoorden)




1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Wat leer je vandaag?
Aan het einde van de les:

> weet je hoe je het meervoud maakt bij het zelfstandig naamwoord

> weet je hoe je een zelfstandig naamwoord verkleint (verkleinwoorden)




Slide 1 - Slide

Meervoud
Het meervoud is meestal: enkelvoud + -en
Je moet het basiswoord dan vaak anders schrijven. 
Bijvoorbeeld: boot - boten, tas - tassen, druif - druiven, huis - huizen.

Eindigt het woord op een lettergreep met -e, -el, -em, - en, -er, -ie
En heeft de lettergreep geen klemtoon? Dan is het meervoud: enkelvoud + -s.

Eindigt het woord op -a, -i, -o, -u, -y? Dan is het meervoud:enkelvoud + - 's 

Soms is het meervoud anders. Die woorden moet je dan uit je hoofd leren. 

Slide 2 - Slide

Verkleinwoord
Verkleinwoorden worden gebruikt om te vertellen:
- dat iets of iemand klein is. (broekje, sjaaltje, boompje, jongetje).
- dat iets of iemand leuk, aardig of lief is. ( schatje, vriendje, omaatje)

Het verkleinwoord is meestal: enkelvoud + -je. (broekje, sokje)
Eindigt een woord op  -l, -n, -w, -r, of een klinker schrijf je: enkelvoud + -tje (lepeltje, bekertje)
Eindigt een  woord op -m dan schrijf je: enkelvoud + -pje (boompje, raampje)
Sommige woorden krijgen: - etje (spel > spelletje, ring > ringetje, bril > brilletje)
En sommige woorden krijgen: -kje (ketting > kettinkje)

Er zijn uitzonderingen. Bijvoorbeeld: jongetje (dat is al verkleind)


Slide 3 - Slide

Pak je schrift en je pen.

Slide 4 - Slide

de lip
meervoud
de lippen
verkleinwoord
het lipje

Slide 5 - Slide

de bil
meervoud
de billen
verkleinwoord
het billetje

Slide 6 - Slide

de broek
meervoud
de broeken
verkleinwoord
het broekje

Slide 7 - Slide

de buik
meervoud
de buiken
verkleinwoord
het buikje

Slide 8 - Slide

het gezicht
meervoud
de gezichten
verkleinwoord
het gezichtje

Slide 9 - Slide

de hals
meervoud
de halzen
verkleinwoord
het halsje

Slide 10 - Slide

de heup
meervoud
de heupen
verkleinwoord
het heupje

Slide 11 - Slide

de hoofddoek
meervoud
de hoofddoeken
verkleinwoord
het hoofddoekje

Slide 12 - Slide

de huid
meervoud
de huiden
verkleinwoord
het huidje

Slide 13 - Slide

het idool
meervoud
de idolen
verkleinwoord
-

Slide 14 - Slide

de jurk
meervoud
de jurken
verkleinwoord
het jurkje

Slide 15 - Slide

de kleding
meervoud
-
verkleinwoord
-

Slide 16 - Slide

de knie
meervoud
de knieĆ«n 
verkleinwoord
het knietje

Slide 17 - Slide

de lievelingskleur
meervoud
de lievelingskleuren
verkleinwoord
het lievelingskleurtje

Slide 18 - Slide

de maat
meervoud
de maten
verkleinwoord
het maatje

Slide 19 - Slide

het merk
meervoud
de merken
verkleinwoord
het merkje

Slide 20 - Slide

de mode
meervoud
de modes
verkleinwoord
-

Slide 21 - Slide

de oorzaak
meervoud
de oorzaken
verkleinwoord
het oorzaakje

Slide 22 - Slide

het overhemd
meervoud
de overhemden
verkleinwoord
het overhemdje

Slide 23 - Slide

de ringvinger
meervoud
de ringvingers
verkleinwoord
het ringvingertje

Slide 24 - Slide

de schouder
meervoud
de schouders
verkleinwoord
het schoudertje

Slide 25 - Slide

de smaak
meervoud
de smaken
verkleinwoord
het smaakje

Slide 26 - Slide

de spiegel
meervoud
de spiegels
verkleinwoord
het spiegeltje

Slide 27 - Slide

de spijkerbroek
meervoud
de spijkerbroeken
verkleinwoord
het spijkerbroekje

Slide 28 - Slide

het tijdschrift
meervoud
de tijdschriften
verkleinwoord
het tijdschriftje

Slide 29 - Slide

de trui
meervoud
de truien
verkleinwoord
het truitje

Slide 30 - Slide

het uiterlijk
meervoud
-
verkleinwoord
-

Slide 31 - Slide

de verandering
meervoud
de veranderingen
verkleinwoord
het veranderingetje

Slide 32 - Slide

de ziekte
meervoud
de ziektes
de ziekten
verkleinwoord
-

Slide 33 - Slide

Opdracht
Pak je oefenboek van DISK: thema Uiterlijk.       Maak 3 kolommen in je schrift. 

Schrijf in de eerste kolom alle zelfstandige naamwoorden  (enkelvoud)
Schrijf in de tweede kolom de zelfstandige naamwoorden in het meervoud
Schrijf in de derde kolom de verkleinwoorden. 
Voorbeeld:

enkelvoud                                              meervoud                                    verkleinwoord
de lip                                                        de lippen                                      het lipje
de buik                                                      ...........                                          .........

Slide 34 - Slide


Ik schrijf de juiste verbuiging/ vervoeging.
Nieuws van de week video quiz
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 35 - Poll