Taal herhalingsles

Taal herhalingsles
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal herhalingsles

Slide 1 - Slide

Wat weten we nog van dit blok?

Slide 2 - Mind map

Aan het einde van deze les
- Heb je nog een keer geoefend met:
- De stam van het werkwoord.
- Verschillende vormen van een werkwoord in de juiste zin.
- Het vinden van het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
- De figuurlijke zin herkennen.


Slide 3 - Slide

De stam van het werkwoord
Stap 1. Wat is het werkwoord in de zin?
Stap 2. Wat is de stam/ik-vorm van het werkwoord?

- Voorbeeld: "Gisteren heb ik samen met mijn vader gezwommen."
- Gezwommen is het werkwoord. 
- Zwem is de stam van het werkwoord


Slide 4 - Slide

Verschillende vormen van het werkwoord in de juiste zin
- Wat was ook alweer een werkwoord?

Voorbeeld: fietsen - fiets - gefietst 
- Ik ........ graag naar school.
- Gisteren zijn Eva en Merle samen naar gym ........ 
- Wij ....... graag in de vakantie. 

Slide 5 - Slide

Vinden van stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (rode auto).

- Stap 1. Het 'ding' in de zin vinden.
- Stap 2. Wat voor soort stof is dat ding?

- Bijv. "We zaten gisteren in een rode auto, op leren stoelen."


Slide 6 - Slide

Zoek de figuurlijke zin
- Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk?
- Figuurlijk is dat iets niet echt gebeurd. 
- Bij letterlijk gebeurd het wel zo. 

Voorbeeld:
- "Ik ben er als de kippen bij."
- "Ik ben bij een verjaardag geweest."
- "Ik heb de kippen eten gegeven."

Slide 7 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord
"Ik ga lopen naar opa en oma."
A
lopen
B
loop
C
gaan
D
liep

Slide 8 - Quiz

Ik heb gisteren ........
Ik ga vandaag ..... in het meer. 
Ik .... liever dan dat ik loop.
gezwommen
zwem 
zwemmen

Slide 9 - Drag question

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

"Ik ben met mijn gele fiets naar de winkel gegaan, om een houten kistje te kopen."

Slide 10 - Open question

Wat is de figuurlijke zin
A
Ik heb vlinders in mijn buik.
B
Ik zie een vlinder in de lucht.
C
Er vliegt een vlinder op mijn buik.
D
Een vlinder op de bloem.

Slide 11 - Quiz

Wie kan uitleggen wat deze les behandeld hebben?
- Noem een voorbeeld van een figuurlijke zin.
- Wat is de stam van 'varen'
- Noem een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 12 - Slide

Afsluiting
- Wat ging er goed in deze les? 
- Wat kan een volgende keer nog beter?

- Ga nu verder met het maken van de opdrachten op de laptop.

Slide 13 - Slide