BK grammatica hoofdstuk 3 kww

H3 grammatica: naamwoordelijk deel

Eerst herhaling....
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3 grammatica: naamwoordelijk deel

Eerst herhaling....

Slide 1 - Slide

Welke soorten werkwoorden ken je al?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Voorbeelden: 
     
     X                                                         X                                X
Ik at een koekje                             Ik heb een koekje gegeten       
    zww                                                 hww                        zww
       

Slide 4 - Slide

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Polly heeft een grote appel gegeten.

Slide 5 - Open question

Ik zwem graag baantjes.
zwem = ...
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 6 - Quiz

Ik heb veel gefietst.
gefietst = .....
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 7 - Quiz

Lisa verbetert de fouten in de zin.
A
verbetert = hww
B
verbetert = zww

Slide 8 - Quiz

Nieuwe leerstof:
Koppelwerkwoord 
Als we een koppelwerkwoord hebben in de zin spreken we van een naamwoordelijk gezegde ipv een werkwoordelijk gezegde. 

Slide 9 - Slide

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Koppelwerkwoord
Voorzetsel
Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord
Woordsoorten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Even kijken of je de KWW al kent na het zien van het filmpje! Vul de 6 werkwoorden in van ZWaBBeLS.
timer
1:00

Slide 12 - Open question

Koppelwerkwoorden
Zijn
Worden
A
Blijven
Blijken
E
Lijken
Schijnen
heten
dunken
voorkomen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Het belangrijkste werkwoord van de zin is een...?
timer
0:10
A
ZWW of HWW
B
ZWW of KWW
C
HWW OF KWW

Slide 15 - Quiz

Er kan maar 1 HWW in de zin staan.
timer
0:10
A
juist
B
fout

Slide 16 - Quiz

Een KWW en een ZWW kunnen NIET samen in de zin staan.
timer
0:10
A
juist
B
fout

Slide 17 - Quiz

Als je twee of meer werkwoorden hebt in de zin dan is de persoonsvorm ALTIJD een ...
timer
0:10
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 18 - Quiz

Stappenplan ontleden
resten
onderwerp
persoonsvorm
naamwoordelijk deel (kww)
lijdend voorwerp
        zinsdelen

Slide 19 - Drag question

Even stap voor stap...
                                                                                                                                    Ik ben gisteren ziek geworden.

Slide 20 - Slide

Ik ben gisteren ziek geworden.
Welke werkwoorden staan in deze zin?
timer
0:10

Slide 21 - Open question

Ik ben gisteren ziek geworden.
Welk is het belangrijkste werkwoord?
timer
0:10

Slide 22 - Open question

Ik ben gisteren ziek geworden.
Staat het belangrijkste werkwoord in ZWaBBeLS HDV?
timer
0:10
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Ik ben gisteren ziek geworden.
Koppelt dit werkwoord een eigenschap aan het onderwerp?
timer
0:10
A
Nee
B
Ja: gisteren
C
Ja: ziek

Slide 24 - Quiz

Ik ben gisteren ziek geworden.
Geworden is dus een....
timer
0:10
A
HWW
B
KWW
C
ZWW

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we ook al weer het zinsdeel door een koppelwerkwoord wordt gekoppeld aan het onderwerp?
A
lijdend voorwerp
B
naamwoordelijk gezegde
C
naamwoordelijk deel
D
rest

Slide 26 - Quiz

Welke emoji past het beste bij de les van vandaag als het gaat van 'ik snap er niks van' tot 'appeltje eitje' ?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Herhaling + oefenen

Slide 28 - Slide

Nu doe je de verschillende stapjes die we vorige les hebben gezien zelf in je hoofd...

Slide 29 - Slide

Ik zwem graag baantjes.
zwem = ...
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 30 - Quiz

Hij is ondeugend!
is = ...
timer
0:10
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 31 - Quiz

Ik heb veel gefietst.
gefietst = .....
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 32 - Quiz

Romy blijft vannacht logeren.
blijft = ...
timer
0:10
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 33 - Quiz


Mag ik je wiskundeboek lenen?

mag = ...
timer
0:10
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 34 - Quiz

De eerste dag weer terug op school wordt een feestje.
Een feestje = ...
timer
1:00
A
naamwoordelijk deel (met kww in de zin)
B
lijdend voorwerp (met zww in de zin)

Slide 35 - Quiz

Hij heeft me het leukste cadeau gegeven.
het leukste cadeau = ...
timer
1:00
A
naamwoordelijk deel (met kww in de zin)
B
lijdend voorwerp (met zww in de zin)

Slide 36 - Quiz


Hoeveel zelfstandige werkwoorden kunnen er in een zin staan?
A
1
B
2
C
3

Slide 37 - Quiz

Er staat altijd een HWW in de zin.
A
juist
B
fout

Slide 38 - Quiz

Wat is het hww?

Jonas heeft zijn huiswerk gemaakt.
A
heeft
B
gemaakt

Slide 39 - Quiz

Waar heb je nog extra uitleg of hulp bij nodig?

Slide 40 - Open question

Zelf oefenen
Maak deze week de opdrachten van hoofdstuk 3 in je grammaticaboekje. 

Slide 41 - Slide