Vandaag begeleidt een verpleegkundige dhr. bij een wandeling buiten op het terrein van GGZ centraal. Tijdens het wandelen is dhr. zichtbaar gespannen. Hij kijkt voortdurend om zich heen, blijft soms staan alsof hij iets hoort, en fluistert onregelmatig iets onverstaanbaars. Na ongeveer 10 minuten zegt hij plotseling:
“Ik moet naar binnen. Ze weten dat ik hier ben. Ze komen me halen. Ze willen me vermoorden.”
De begeleider vraagt wat er aan de hand is.
Dan zegt dhr “Ze komen me halen. Ze willen me hebben hoor.
Is B hier?! Hebben jullie hem gezien?!”
De begeleider merkt dat dhr zweterig is, zijn ademhaling versnelt en zijn handen trillen licht.