3.1 De jacht op elementen

De bouw van stoffen
3.1 De jacht op elementen
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

De bouw van stoffen
3.1 De jacht op elementen
Spullen op tafel
Telefoon in het zakkie op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent de indeling van het periodiek systeem en kan de groepen: alkalimetalen, halogenen en edelgassen benoemen.
  • Je kan een verzameling van elementen geven met dezelfde stofeigenschappen.
  • Je kent de definitie van zouten en moleculaire stoffen, je kan een voorbeeld geven en je kent de algemene eigenschappen.
  • Je kent de verschillen tussen de metalen en niet-metalen.


Slide 3 - Slide

Atoommodel
De elektrolyse van water is een chemische reactie.
De watermoleculen verdwijnen en er ontstaan zuurstof en waterstof moleculen. 
Dit kunnen jullie nog niet echt verklaren, want het model van 2.1 geeft geen ruimte om dit uit te leggen. 

Slide 4 - Slide

Atoommodel
Watermoleculen zijn de kleinste deeltjes van de stof water. 
Maar als we dit kunnen splitten moeten er nog kleinere deeltjes zijn. 
2 eeuwen geleden dacht een Engels kerel genaamd Dalton hetzelfde. 
Hij bedacht een atoommodel wat wij nog steeds gebruiken.

Slide 5 - Slide

Atoomodel
De uitgangspunten van het atoommodel van Dalton zijn:
  1. Moleculen zijn opgebouwd uit kleinere deeltjes: atomen
  2. Atomen zijn niet te vernietigen
  3. Alle atomen van een niet-ontleedbare stof zijn aan elkaar gelijk.
  4. Een molecuul is een groepje bij elkaar horende atomen. 

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
Leg met het atoommodel van Dalton uit wat er bij een reactie met de moleculen gebeurt.

Slide 7 - Open question

Atoomsoorten en symbolen
Koolstof bestaat uit koolstofatomen,
deze zijn allemaal gelijk aan elkaar.
Koolstof is een voorbeeld 
van een atoomsoort.
Elke atoomsoort heeft zijn
eigen symbool.
Deze moet je kennen (koolstof C ook): 

Slide 8 - Slide

Dimitri Mendelejev
De zoektocht leverde veel pogingen op, maar er was er maar eentje succesvol.
De rus Dimitri Mendelejev was de eerste die het moderne periodiek systeem bedacht. 
Hij liep lege plekken achter in zijn periodiek systeem omdat hij dacht dat daar nog stoffen zouden komen.
Hij heeft het 100% goed gehad. 

Slide 9 - Slide

Aluminium
Voorbeeldje...
Aluminium heeft atoomnummer 13.
Alle atomen van Aluminium hebben dezelfde eigenschappen en (vrijwel) dezelfde massa

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Metalen en niet-metalen.
Je ziet in het periodiek systeem een trappetje van kleur. 
De oranje elementen zijn metalen, de gele elementen zijn niet-metalen. 
Buiten de algemene kenmerken hebben metalen een belangrijk kenmerk wat ze anders maakt dan niet-metalen:
Ze kunnen stroom geleiden. 
Er zijn 2 speciale groepen: de edelgassen en alkalimetalen.

Slide 12 - Slide

Opdracht 2
Schrijf van de volgende elementen de periode en de groep in het periodiek systeem op. Vermeld ook of het element een metaal of een niet-metaal is.
a. nikkel, Ni
b. strontium, Sr
c. seleen, Se

Slide 13 - Open question

3 Soorten stoffen.
Als je kijkt naar de stroomgeleiding kan je de stoffen die je kent onderverdelen in 3 groepen:
Metalen, moleculaire stoffen en zouten.
Een metaal bestaat uit alleen maar metalen.
Een moleculaire stof bestaat uit alleen maar niet-metalen.
Een zout bestaat uit ten minste 1 metaal en 1 niet-metaal. 

Slide 14 - Slide

Opdracht 3
a. Schrijf van kwik de periode en groep in het periodiek systeem op.
b. Leg uit welke eigenschap(pen) van kwik het gebruik van kwik in een schakelaar mogelijk maken.

Slide 15 - Open question

Periodiek systeem gebruiken
Je hoeft niet het gehele periodiek systeem uit je hoofd te kennen. Als je scheikunde in de bovenbouw kiest krijg je een BINAS met daarin een periodiek systeem. 
Je moet hem wel kunnen gebruiken:
Als ik je een stof geef, moet jij mij kunnen vertellen of het een metaal, niet-metaal of een zout is, en of het stroom geleid. 

Slide 16 - Slide

Nabespreken
  • Je kent de indeling van het periodiek systeem en kan de groepen: alkalimetalen, halogenen en edelgassen benoemen.
  • Je kan een verzameling van elementen geven met dezelfde stofeigenschappen.
  • Je kent de definitie van zouten en moleculaire stoffen, je kan een voorbeeld geven en je kent de algemene eigenschappen.
  • Je kent de verschillen tussen de metalen en niet-metalen.


Slide 17 - Slide

Huiswerk
Leren en maken 3.1 (opdracht 5 en 6 hoeven niet maar mogen wel)

Slide 18 - Slide


Slide 19 - Open question