Week 15 Ne 3B2/3K2 H4 Gram+spel

Leerdoel week 15

De leerlingen moeten lidwoorden, werkwoorden ,zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden kunnen herkennen.

De leerlingen moeten onvoltooide deelwoorden correct kunnen spellen.

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Leerdoel week 15

De leerlingen moeten lidwoorden, werkwoorden ,zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden kunnen herkennen.

De leerlingen moeten onvoltooide deelwoorden correct kunnen spellen.

Slide 1 - Slide

Woordsoorten

Een zin is opgebouwd uit losse woorden.Al die woorden horen bij een woordsoort.

Hieronder volgt een overzicht van woordsoorten die je nu kent.

Slide 2 - Slide

Lidwoord (lw)

Er zijn drie lidwoorden: de ,het,een.

Een lidwoord staat voor een zelfstandig naamwoord.

Slide 3 - Slide

Opdracht
Noteer de lidwoorden uit de volgende zinnen. 
a. De jonge kinderen vinden het niet leuk dat je ze zo liet schrikken.
b. Het sneeuwde vorige maand een hele dag.
c. Elke kleine vergissing van een keeper wordt altijd gezien.
d. Een van hen wordt de nieuwe wereldkampioen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zelfstandig naamwoord (zn)

*woord voor een mens,dier,plant of ding.

*kun je vaak in het meervoud zetten.

*kun je vaak een verkleinwoord van maken.

*kun je vaak een lidwoord voor zetten.

*een naam is ook een zelfstandig naamwoord b.v. amsterdam, het fietsbelletje, de gebeurtenissen

Slide 6 - Slide

Bij welke woordsoort hoort deze uitleg?
Het zegt wat een mens, dier of ding doet of wat er gebeurt.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hoofdletter

Slide 7 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 8 - Quiz

Werkwoord (ww)
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of overkomt.Een werkwoord kan in verschillende vormen voorkomen.

Slide 9 - Slide



werkwoorden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.

- kan voor en achter een zelfstandig naamwoord staan.

bijvoorbeeld : die rode trui is kapot.

- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt.

bijvoorbeeld : de gouden ketting.

- van een voltooid deelwoord kun je ook een bn maken. Je schrijft die woorden dan zon kort en eenvoudig mogelijk.

bijvoorbeeld : de aardappels zijn aangebrand. De aangebrande aardappels zijn heel vies.

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Niet alle werkwoorden zijn natuurlijk persoonsvormen.

Je kunt ook te maken hebben met een voltooid deelwoord (vd) of een onvoltooid deelwoord (od).

Slide 15 - Slide

Voltooid (vd) en onvoltooid deelwoord(od)
Voltooid deelwoord: maak het woord langer
Hij is verhuisd. (verhuizen- verhuisde, dus verhuisd)
Ik heb gefietst.( fietsen-fietste, dus gefietst)

Onvoltooid deelwoord: infinitief (hele werkwoord) + d(e)
Wandelend door de stad, zag ik hem lopen.
Je kunt een onvoltooid deelwoord ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Dan zet je er soms nog een -e achter.  bijvoorbeeld  Op de foto staat een lachende vrouw.



Slide 16 - Slide

Een voltooid deelwoord (VD) en een onvoltooid deelwoord (OD) kunnen als bijvoeglijk naamwoord (BN) worden gebruikt.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Voer deze opdracht uit

 1. Maak 10 zinnen met een voltooid deelwoord .

2.Daaarna maak je 10 zinnen met een onvoltooid deelwoord

Slide 18 - Slide

Huiswerk week 15

3B2 : uit het boek Nieuw Nederlands blz 142 H4 Grammatica en spelling opdracht 1 t/m 18, (behalve opdracht 15) maken!


3K2 : uit het boek Nieuw Nederlands blz 142 H4 Grammatica en spelling opdracht 1 t/m 23, (behalve opdracht 8+21) maken!


Slide 19 - Slide

Inleveren huiswerk
Maak een foto van je huiswerk hierboven en mail dit uiterlijk donderdag 9 april naar ori@vanvredenburchcollege.nl

Slide 20 - Slide