1ka en 1kd Zinsontleding onderwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Onderwerp

zinsontleding

Doelen

• Aan het einde van de les kan je het onderwerp van een zin benoemen.
• Aan het einde van de les kan je de getalproef toepassen.

Wat is de pv?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Wat is het wwg?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Hoeveel zinsdelen?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Wat is de pv?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Wat is het wwg?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Hoeveel zinsdelen?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Wat is de pv?
Heb jij dat wel gevraagd?

Wat is het wwg?
Heb jij dat gevraagd?

Hoeveel zinsdelen?
Heb jij dat gevraagd?

1. 1
2. 3
3. 2
4. 4

Onderwerp

Onderwerp -> vertelt wie of wat dat doet. 

Wie/wat + wwg? = onderwerp 

Voorbeeld:

Mijn vader en moeder fietsen. 

wwg: fietsen

ond: (Wie fietsen?) Mijn vader en moeder

Wat is het wwg?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Wat is het onderwerp?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Wat is het wwg?
Ik wil me straks omkleden.

Wat is het onderwerp?
Ik wil me straks omkleden.

Wat is het onderwerp?
Jij moet je boek nog kaften.

Wat is het onderwerp?
Je zult mij toch echt moeten helpen.

Opdrachten

Wat?               Maak  opdr. 14 en 15, blz. 174

Hoe?               Zelfstandig in stilte, met oortjes

Hulp?              Vraag de docent of je maatje

Klaar?             Leesboek

Huiswerk?    Af voor de volgende les

Uitkomst?     De volgende les gezamenlijk nakijken

Evaluatie

• Ik kan het onderwerp van een zin benoemen.
• Ik kan de getalproef toepassen.

Wat is het onderwerp?
Wij wilden een stoere hond hebben.

Wat is het onderwerp?
Die hebben we uitgekozen.