Gram H4: naamwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde (H4: gram)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Naamwoordelijk gezegde (H4: gram)

Slide 1 - Slide

Verdeel de zinnen in twee groepen:
Een groep waar het onderwerp iets doet
en een groep waar het onderwerp iets is.
Wat is het onderwerp?
Ik maak mijn huiswerk
Hij let goed op.
Ik ben gelukkig.
Zij vinden de opdracht moeilijk
Hij blijkt heel handig. 
Onderwerp doet
Onderwerp is

Slide 2 - Drag question

Leerdoel van deze les
  • Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden. 

Slide 3 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde (wg) van een zin zegt wat iemand of iets (het onderwerp) doet.
VB: Hij / loopt / elke dag / naar school.
wg = loopt

  • Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is (of wordt of blijft). 
VB: Matthias / wordt / later / zeer waarschijnlijk / wiskundeleraar. 
ng = wordt [wiskundeleraar] 




Slide 4 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel:

  • Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van die werkwoorden is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

  • Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap (wiskundeleraar) van het onderwerp (Matthias) geeft. Het koppelwerkwoord (wordt) koppelt de eigenschap aan het onderwerp.
LET OP: In zinnen met een lijdend voorwerp staat geen naamwoordelijk gezegde!



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...

Slide 7 - Drag question

Biologie is een fijn vak.
Benoem het zinsdeel 'is een fijn vak'
Sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast.
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 8 - Drag question

Hij kan verkeerd gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
Sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast.
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 9 - Drag question

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Saskia blijft iedere dag naar school rennen.
De politie vangt de boef.
In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.
Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?
Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.
Jan is een lieve jongen

Slide 10 - Drag question

Aan de slag!

Opdr. 1 van het naamwoordelijk gezegde (H4 gram) maken. 

Vragen? Stel ze in de chat of steek je hand op. 

Om .... uur kom je weer terug in de vergadering en sluiten we samen af.


Slide 11 - Slide

Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Vanaf 7 maanden begint een baby met brabbelen.
Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals bababa of daba.
In de brabbelfase zijn kinderen volop aan het experimenteren met taal.
Het eerste woord is vaak mama.
Tussen anderhalf en twee jaar gaan kinderen twee woorden combineren zoals 'pop slapen'.
De hele taalontwikkeling is een ongekend knap proces.

Slide 12 - Drag question

Hoe goed begrijp je het naamwoordelijk gezegde (ng) nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Einde van de les
Leerdoelen:
Ik kan het naamwoordelijk gezegde vinden


Huiswerk
Gram. H4: naamwoordelijk gezegde opdr. 1 t/m 3

Slide 14 - Slide