This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
De schrijver van een tekst heeft altijd een bepaald doel met die tekst. Welke schrijfdoelen ken jij?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Lees de 6 tekstjes en sleep deze naar het bijpassende schrijfdoel
Tekst 4
Ik vind dat honden de beste huisdieren zijn. Ze zijn lief, trouw en altijd vrolijk.
timer
3:00
Tekst 6
Toen ik mijn diploma kreeg, voelde ik me zo blij en trots. Al die jaren hard werken hadden eindelijk resultaat!
Text
Tekst 5
Kom op zaterdag 7 december naar de kerstmarkt! Er is muziek, eten en leuke cadeaus. Meld je snel aan, want de plaatsen zijn beperkt!
Tekst 2
Gisteren liep ik naar school en zag een kat op een skateboard! Hij reed door de straat en iedereen moest lachen. Wat een rare ochtend!
Tekst 1
Beste klasgenoten,
Ik vind dat we meer fruit in de kantine moeten hebben. Fruit is gezond en geeft ons meer energie. Daarom moeten we appels, bananen en sinaasappels aanbieden.
Tekst 3
Beste leerlingen,
Op vrijdag 29 november is er een sportdag op school. Iedereen moet sportkleding en schoenen meenemen. De activiteiten beginnen om 9.00 uur en eindigen om 14.00 uur.
Gevoelens oproepen / uitdrukken
Informatie vertrekken (informeren)
Overtuigen
Tot handelen aanzetten (activeren)
Amuseren (verhaal)
Een mening geven
Slide 4 - Drag question
3. Tekstsoorten
In de Nederlandse taal zijn er verschillende tekstsoorten. Op het examen Nederlands kun je de volgende tekstsoorten tegenkomen:
- Informatieve teksten;
- Instructieve teksten;
- Betogende teksten;
bedoelt om de lezer te helpen bij het uitvoeren van een handeling.
bedoelt om de lezer te informeren.
bedoelt om de lezer te overtuigen van een standpunt
(HAVO) O1 Grenzen aan de geluidssterkte bij evenementen
(HAVO) O2 Reisbewustzijn
(VWO) O1 Limitarisme
(VWO) O2 Circulair bouwen
Slide 18 - Poll
Schrijven
Wat ga je doen?
- lees de opdracht goed door, highlight de belangrijkste punten
- maak je bouwplan
Klaar? --> start met het schrijven van je inleiding
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Wanneer schrijf je de titel?
A
Voor het schrijven van de tekst
B
Tijdens het schrijven van de tekst
C
Na het schrijven van de tekst
Slide 21 - Quiz
Wat is waar?
A
Een goede titel is kort en heeft geen punt
B
Een goede titel is lang en heeft geen punt
C
Een goede titel geeft een samenvatting/ conclusie van de tekst
D
Een goede titel trekt de aandacht een kondigt het onderwerp aan
Slide 22 - Quiz
"Tussenkopjes trekken de aandacht." Wat is waar?
A
Tussenkopjes zijn vaak korter dan de titel
B
Tussenkopjes zijn vaak langer dan de titel
Slide 23 - Quiz
Waar staan de kernzinnen?
A
Voor in de alinea
B
Achter in de alinea
C
Voor en achter in de alinea
D
Dat maakt niet uit, ze kunnen overal in de alinea staan
Slide 24 - Quiz
Inleiding
Slide 25 - Slide
Hoe schrijf je een goede inleiding?
Slide 26 - Mind map
Inleiding
Inhoud
Stijl
Een goede inleiding zorgt ervoor dat ze de rest van jouw stuk willen lezen, dus moet je de aandacht trekken.
Vermijd de volgende zinnen: "De laatste tijd is er veel discussie over...", "Iedereen heeft het erover...", "Je ziet het de laatste tijd veel in het nieuws"
Houding
Slide 27 - Slide
Inleiding - opniniërende teksten
Stijl
Een goede inleiding zorgt ervoor dat ze de rest van jouw stuk willen lezen, dus moet je de aandacht trekken.
Vermijdt de volgende zinnen: "De laatste tijd is er veel discussie over...", "Iedereen heeft het erover...", "Je ziet het de laatste tijd veel in het nieuws"
3
1
2
Slide 28 - Slide
Inleiding - overtuigende teksten
Stijl
Een goede inleiding zorgt ervoor dat ze de rest van jouw stuk willen lezen, dus moet je de aandacht trekken.
Vermijdt de volgende zinnen: "De laatste tijd is er veel discussie over...", "Iedereen heeft het erover...", "Je ziet het de laatste tijd veel in het nieuws"
1
Slide 29 - Slide
Inleiding
1. Drieslag
2. Op wie betrekking?
3. Voor wie vervelend?
4. Belangrijkste info
5. (volgende dia)
Slide 30 - Slide
Inleiding
5.1 vraag stellen
Je kunt de aandacht trekken van de lezer door je inleiding af te sluiten door een vraag te stellen. Het doel hiervan is om de lezer aan het denken te zetten.
5.1 vraag stellen
Je kunt de aandacht trekken van de lezer door je inleiding af te sluiten door een vraag te stellen. Het doel hiervan is om de lezer aan het denken te zetten.
5.2 mening - stelling
Als het doel van jouw tekst is om de lezers te overtuigen, dan eindig je jouw inleiding met jouw mening of een stelling