4.oefenen

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

4.oefenen

'Is de persoon die jij bent, gevormd door al je kenmerken en je ervaringen. '

Welk begrip wordt hier omschreven?

Wat is de definitie van socialisatie?

1. Het proces waarbij individuen de normen en waarden van de samenleving leren.
2. Een economisch systeem waarin het kapitaal wordt gecontroleerd door de staat.
3. Een maatschappelijk systeem waarin iedereen gelijke kansen heeft.
4. Een politiek systeem waarin de productiemiddelen collectief eigendom zijn.

Als mensen zich niet aan de normen houden volgen er negatieve sancties.

1. juist
2. onjuist

Wat is het doel van negatieve sancties?

1. Het ontmoedigen van ongewenst gedrag.
2. Het belonen van gewenst gedrag.
3. Het bevorderen van positieve resultaten.
4. Het stimuleren van goed gedrag.

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Een vrouwelijke vrachtwagenchauffeur is een voorbeeld van rolbevestigend gedrag.
2. Roldoorbrekend gedrag levert vaak negatieve sancties op.

1. 1 is juist, 2 is onjuist
2. 1 is onjuist, 2 is juist
3. 1 en 2 zijn beide juist
4. 1 en 2 zijn beide onjuist

Wanneer kun je spreken van internalisatie?

1. Als je de normen en waarden van de dominante cultuur respecteert.
2. Als je je ervan bewust bent dat waarden en normen door anderen worden opgelegd.
3. Als er een conflict is tussen je eigen waarden en die van je omgeving.
4. Als je je automatisch gedraagt volgens de normen van een groep.

Op welke van de onderstaande socialiserende instituties heeft de overheid de meeste invloed?

1. Voetbalclubs
2. De media
3. Het gezin
4. De school

Jochem Myjer heeft het over accenten uit verschillende provincies. Zij zijn kenmerken van:

1. De dominante cultuur
2. Socialiserende instituties
3. Subculturen
4. Discriminatie

Als je tegen iemand aan botst in de gang, zeg je zonder erbij na te denken ‘sorry’.

1. Positieve sanctie
2. Negatieve sanctie
3. Internalisatie
4. Socialiserende instituties

Hoe heet het als je mensen dwingt of stimuleert zich aan de normen te houden?

1. sociale mobiliteit
2. socialisatie
3. sociale controle
4. socialiserende instituties

wat is een pluriforme samenleving?

1. 1 cultuur in een land
2. 1 dominante cultuur en meerdere subculturen
3. Allerlei culturen door elkaar heen
4. Samenleving zonder subculturen

Discriminatie

1. Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen
2. Overdreven beeld van een groep mensen
3. Passen nieuwkomers zich aan de dominante cultuur, maar houden ook hun eigen tradities
4. Een oordeel over iemand of iets zonder dat je feiten of de persoon kent.

Het kenmerkende aan een subcultuur is dat een subcultuur

1. Afwijkt van de dominante cultuur
2. Botst met de dominante cultuur
3. Altijd maar kort bestaat
4. Weinig tolerantie kent

Dominante cultuur

Dominante cultuur

1. Een samenleving met allemaal verschillende culturen
2. Een cultuur die afwijkt van de overheersende cultuur.
3. Een cultuur die zich verzet tegen de overheersende culture
4. Overheersende cultuur.

Hoe noem je in één woord 'de sociale omgeving (maatschappelijk, cultureel, religieus)'

Wat is GEEN vooroordeel

1. Iedereen met een bril is slim
2. Iedereen gaat ooit dood
3. Alle dikke mensen eten teveel
4. Oudere mensen hebben geen verstand van rap-muziek

OBJECTIEF

SUBJECTIEF

Op welke drie terreinen / welke drie soorten sociale ongelijkheid zijn er bij Maatschappijleer?

1. ongelijke verdeling van macht, gezag en status
2. ongelijke verdeling van middelen, macht en vaardigheden
3. ongelijke verdeling van bezit, status en macht
4. ongelijke verdeling van status, kennis en vaardigheden

Objectief of subjectief?

Bertha houdt haar telefoon vast.

De klas is erg rumoerig.

Bertus heeft een mooi t-shirt aan.

Objectief

Subjectief

Subjectief

Objectief

Bij positieverwerving zorg je er niet zelf voor dat je hogerop komt en dat je, je sterke punten naar voren brengt.

1. juist
2. onjuist

Burgemeester Aboutaleb startte op de lagere
technische school, doorliep vele
vervolgopleidingen en is nu
burgemeester van Rotterdam. Hem is het
gelukt ongelijkheid te verminderen door

1. positietoewijzing
2. positieverwerving

Welk beroep staat het laagst op de maatschappelijke ladder?

1. kassa medewerker bij de jumbo
2. Toiletten schoonmaken bij de Bijenkorf
3. Arts
4. Docent

Het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder is

1. Sociale mobiliteit
2. Sociale ongelijkheid
3. Maatschappelijke verandering
4. Maatschappelijke ongelijkheid