grammatica - ng - week 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

grammatica

naamwoordelijk gezegde

Vandaag gaan we oefenen met het vinden van het gezegde (naamwoordelijk of werkwoordelijk).

redekundig

1. pv

2. andere werkwoorden

3. zinsdelen

4. wg of ng

5. onderwerp

6. lijdend voorwerp

7. meewerkend voorwerp

8. bijwoordelijke bepaling

taalkundig

bepaald lidwoord

onbepaald lidwoord

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

voorzetsel

naamwoordelijk gezegde

Stap 1: staat er een kww (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen) in de zin?

Nee = wg

Ja? = alarmbellen! Er kan een ng zijn.

Stap 2: is het onderwerp iets of doet het onderwerp iets?

Als het iets is = ng

Als het iets doet = wg

werkwoordelijk gezegde

alle werkwoorden in de zin (ook de pv)

altijd een zww

naamwoordelijk  gezegde

alle werkwoorden in de zin (ook de pv)

+ het zinsdeel dat zegt wat het onderwerp is

altijd een kww

voorbeeld

Online lessen / heeft / Sofie / altijd  / erg leuk / gevonden. 

ow = Sofie

belangrijkste werkwoord: gevonden

gevonden (vinden)  kan nooit kww zijn

dus een wg = heeft gevonden

voorbeeld

Voor veel leerlingen / lijkt / grammatica / een moeilijk onderdeel/ te zijn. 

belangrijkste werkwoord: zijn

ALARMBELLEN!

ow = Wie/wat lijkt te zijn? --> grammatica

Grammatica is iets (een moeilijk onderdeel), dus ng.

Hele ng = lijkt een moeilijk onderdeel te zijn

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Pak je grammaticaboekje.

blz. 13 & 14 (huiswerk) 

Geef bij de volgende opdracht steeds aan wat je hebt opgeschreven als gezegde. 

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
1. Lionel Messi is een heel goede voetballer.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
2. Vorige week is mijn buurman gek geworden.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
3. De kinderen zijn die avond bij hun oma gebleven.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
4. Dat lijkt een geweldig plan te zijn.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
5. Had jij dat altijd al gedacht?

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
6. Volgens onze leraar hebben wij vandaag hard gewerkt.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
7. Het aardige meisje uit onze klas schijnt extreem ijverig te zijn.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
8. Ik was graag wat langer in de Efteling gebleven.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
9. Waarom wil jij niet naar het schoolfeest komen?

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
10. Het thema van het feest is dit jaar "Strand".

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
11. Je kan dan op verschillende plekken een glaasje fris kopen.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
12. Docenten kunnen soms heel chagrijnig zijn.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
13. Die familie is voor een verre vakantie aan het sparen.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
14. Die jongen zou zijn beste vriend kunnen worden.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
15. Haal dat boek eens uit de kast.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
16. Het bleef gisteren in heel Nederland de hele dag regenen.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
17. Zo'n enorm beest probeer ik al mijn hele leven te vangen.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
18. Leerlingen lijken soms wel compleet doorgedraaid.

Schrijf alleen het gezegde (ng/wg) op:
19. Gelukkig remmen de leraren deze leerlingen wel af.

Snap je hoe je het naamwoordelijk gezegde kunt vinden in een zin?

😒🙁😐🙂😃

Nu:

- Kijk je gemaakte zinnen helemaal na (blz. 13 en 14 in je grammaticaboekje). Zorg ervoor dat je foute antwoorden verbetert. 

- De antwoorden staan in SOM en Teams. 

- Maak een foto van de nagekeken zinnen en lever deze foto in bij de opdracht in Teams. 

Taalkundig ontleden

herhaling

Vandaag:

eerste les --> gaan we de theorie over de woordsoorten herhalen

tweede les --> ga je oefenen met de woordsoorten en maak je een oefentoets

Welke woordsoorten ken je nog?

redekundig

1. pv

2. andere werkwoorden

3. zinsdelen

4. wg of ng

5. onderwerp

6. lijdend voorwerp

7. meewerkend voorwerp

8. bijwoordelijke bepaling

taalkundig

bepaald lidwoord

onbepaald lidwoord

bijvoeglijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord

koppelwerkwoord

voorzetsel

woordsoorten

- bepaald lidwoord (blw)                              de, het

- onbepaald lidwoord (olw)                         een 

- zelfstandig naamwoord (zn)                   alles waar je een lw voor

                                                                                  kunt zetten en namen.

- bijvoeglijk naamwoord (bn)                    zegt iets over een zn

- voorzetsel (vz)                                               ....de kast

                                                                                .... het feest

                                                                                 ook: van, met

woordsoorten

zelfstandig werkwoord           belangrijkste werkwoord van de zin

                                                            bij een werkwoordelijk gezegde

koppelwerkwoord                     belangrijkste werkwoord van de zin 

                                                           bij een naamwoordelijk gezegde. 

hulpwerkwoord                          helpt een zww of een kww

Goed of fout?

Als het gezegde van een zin uit meer werkwoorden bestaat, dan is de persoonsvorm altijd een zelfstandig werkwoord.

1. goed
2. fout

Goed of fout?

Een zin kan meerdere hulpwerkwoorden bevatten.

1. goed
2. fout

Goed of fout?

In een zin met een naamwoordelijk gezegde kan een zelfstandig werkwoord staan.

1. goed
2. fout

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Sven (zou) de hele dag achter de computer willen zitten.

1. hww
2. zww
3. kww

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Sven zou de hele dag achter de computer (willen) zitten.

1. hww
2. zww
3. kww

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Sven zou de hele dag achter de computer willen (zitten).

1. hww
2. zww
3. kww

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

(Sven) zou de hele dag achter de computer willen zitten.

1. zn
2. bn
3. vz
4. blw

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Mijn (lieve) oma wordt altijd erg blij van die wekelijkse bezoekjes van mij.

1. zn
2. bn
3. vz
4. blw

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Mijn lieve (oma) wordt altijd erg blij van die wekelijkse bezoekjes van mij.

1. zn
2. bn
3. vz
4. blw

Wat is het woord dat tussen haakjes staat?

Mijn lieve oma (wordt) altijd erg blij van die wekelijkse bezoekjes van mij.

1. hww
2. zww
3. kww

Welke woordsoort vind je nog lastig?

hww

zww

kww

zn

bn

vz

blw / olw

Nu:

Maak oefening B6 (blz. 20, grammaticaboekje)

Het bijwoord hoef je niet te benoemen. 

Klaar? Kijk je antwoorden na. De antwoorden staan in SOM en in Teams. 

Maak de oefentoets. Deze kun je ook in SOM en in Teams vinden.