Herhalen en oefenen persoonsvorm tt

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

  • Ik ken de verschillende vormen van de pv in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 3 - Slide

Tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (aangepaste stam)
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord


Bekijk de regels en leer goed wanneer je welke vorm gebruikt!
Vormen

Slide 4 - Slide

1. Ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 5 - Slide

2. Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t




jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 6 - Slide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 7 - Slide

(spelen t.t.) 1. Het jongetje ....... in de zandbak.

Slide 8 - Open question

(zwemmen t.t.) 2. De kinderen ...... in het koude water.

Slide 9 - Open question

(wandelen t.t.) 3. Je ..... daar niet graag, hé?

Slide 10 - Open question

(nemen t.t.) 4. ...... je liever de andere weg?

Slide 11 - Open question

(redden t.t.) 5. Mijn zus ......... het wel dit schooljaar.

Slide 12 - Open question

(worden t.t.) 6. Jesse ..... bijna 10.

Slide 13 - Open question

(gooien t.t.) 7. Ank en Anja .... de bal naar elkaar over.

Slide 14 - Open question

(spelen t.t.) 8. Het elftal ........ vandaag thuis.

Slide 15 - Open question

(schudden t.t.) 9. Hij ...... de oplossing zo uit zijn mouw.

Slide 16 - Open question

(vinden t.t.) 10. .......... jij dat een leuke band?

Slide 17 - Open question

Herhaling PV TT
1. Het feest ........... uitgesteld. (zijn)
2. Deze wedstrijd ............ mij ontzettend. (vervelen)
3. Mijn zusjes .............. niet meer in Sinterklaas. (geloven)
4. ................. hij dat wel leuk om te doen? (vinden)
5. Mila ............... te weinig tijd aan haar huiswerk. (besteden)

Slide 18 - Slide

Maak zelf 3 zinnen waarbij een ander een vorm van de tt moet invullen.
De zinnen moeten gaan over het komende weekend!

Slide 19 - Open question