201202_1H2 1H1_zinsdelen en redekundig ontleden

Herhalen redekundig ontleden


2 december 2020

1H1
1H2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalen redekundig ontleden


2 december 2020

1H1
1H2

Slide 1 - Slide

Hoe ziet de les er vandaag uit
Onderwerp van deze les: grammatica, redekundig ontleden.


Uitleg: herhalen zinsdelen en zinsdelen benoemen.
Zelf werken: oefening maken.
Afsluiting: samen nakijken en herhalen.

Slide 2 - Slide

Startpunt: de persoonsvorm (PV)
Altijd een werkwoord. Hoe vind je de persoonsvorm?

Manier 1: de tijdproef: zet de zin in een andere tijd. 

Manier 2: de vraagproef: verander de zin in een vraag door precies dezelfde woorden op een andere volgorde te zetten.


Slide 3 - Slide

Nu verder: zinsdelen maken
Hak de zin in stukjes, gebruik de persoonsvorm.
Hoe? 
Doe de zinsdeelproef. Alles wat los voor de pv kan staan is een zinsdeel. 

Ik loop altijd naar school.              Ik | loop | altijd | naar school.

Slide 4 - Slide


Welke verdeling klopt niet?
A
Ik | fiets | iedere woensdag | naar de leuke school.
B
Iedere woensdag | fiets | ik | naar de leuke school.
C
School | fiets | ik | naar de leuke| iedere woensdag.
D
Fiets | ik | iedere woensdag | naar de leuke school?

Slide 5 - Quiz

Verdeel de zin in zinsdelen:
Op deze zonnige herfstdag wandelt Hanna met de hond door het mooie bos.

Slide 6 - Open question

De andere zinsdelen
Onderwerp (OW): wie/wat + persoonsvorm?
Nina wandelt in het park. -> Nina.

Werkwoordelijk gezegde (WG): alle werkwoorden in een zin.
Bart laat mij de vakantiefoto's zien. -> laat zien

Lijdend voorwerp (LV): wie / wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde.
Bart laat mij de vakantiefoto's zien. -> vakantiefoto's

Slide 7 - Slide

De nieuwe trainer van het Nederlands elftal bespreekt de tactiek.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Nederlands
B
de nieuwe trainer
C
de tactiek
D
elftal

Slide 8 - Quiz

Op zaterdag gaat Lisa verse bloemen kopen op de markt.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

A
op zaterdag
B
gaat kopen
C
gaat

Slide 9 - Quiz

1 Wij hebben dit weekend pizza gegeten.
2 In de trein moest Sara haar mondkapje opzetten.

Wat is in deze 2 zinnen het onderwerp?
A
1 pizza 2 Sara
B
1 Wij 2 mondkapje
C
1 pizza 2 mondkapje
D
1 Wij 2 Sara

Slide 10 - Quiz

Wat ga je doen?

Oefening maken met 3 zinnen.
Zin 4 niet!

Tijd:


Afspraken
Overleg? 
Ja, zachtjes met degene naast je.
Vragen?
Hand opsteken.
Klaar?
Lezen in je boek.
timer
8:00

Slide 11 - Slide

Afsluiten
  • samen nakijken oefening
  • herhalen begrippen: zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp

Slide 12 - Slide