Verbes -er, -ir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

• Voca

Dans ce cours...

• Verbes -er
• Verbes -ir
• In de présent, passé composé en imparfait
• Vocabulaire

Les roues

Vervoeg de werkwoorden op -er of -ir in de gevraagde tijd en persoon.

Werkwoorden op -er

Présent

- er

+ uitgang

e/es/e/ons/ez/ent

Passé composé

hulpwerkwoord = avoir of être

voltooid deelwoord = - er + é

Imparfait

nous-vorm présent - ons

+ uitgang ais/ais/ait/ions/iez/aient

Vervoeg: donner - présent - tu

Vervoeg: habiter - passé composé - elles

Vervoeg: regarder - imparfait - nous

Vervoeg: manger - présent - je

Vervoeg: arriver - passé composé - elles

Vervoeg: préparer - imparfait - vous

Vertaal: Zij eet een appel.

Vertaal: Zij hebben in het restaurant gegeten.

Vertaal: Jullie aten een chocoladebroodje.

Werkwoorden op -ir

Présent

- ir

+ uitgang

is/is/it/issons/issez/issent

Passé composé

hulpwerkwoord = avoir 

voltooid deelwoord = - r

Imparfait

nous-vorm présent - ons

+ uitgang ais/ais/ait/ions/iez/aient

Vervoeg: choisir - présent - il

Vervoeg: finir - passé composé - vous

Vervoeg: remplir - imparfait - je

Vervoeg: réussir - présent - nous

Vervoeg: réfléchir - passé composé - tu

Vervoeg: rougir - imparfait - ils

Vertaal: Ik kies een maaltijd.

Vertaal: Heb je gekozen?

Vertaal: Wij kozen het toetje.