2Hc

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Past Simple
Past= verleden tijd
Wordt gebruikt wanneer we het hebben over acties die begonnen en afgelopen zijn op een bepaald moment in het verleden.

Slide 3 - Slide

Normale zinnen in de past simple (+)
werkwoord+ed of onregelmatig werkwoord
We climbed a mountain yesterday.
I went to Amsterdam last week.

Slide 4 - Slide

Ontkennende zinnen in de past simple (-)
didn't/did not + hele werkwoord
We did not climb a mountain yesterday.
I did not go to Amsterdam last week.

Slide 5 - Slide

Vragende zinnen in de past simple (?)
Did + onderwerp + hele werkwoord
Did we climb a mountain yesterday?
Did I go to amsterdam last week?

Slide 6 - Slide

Zet de volgende zin in de past simple:
I - play -football- yesterday (+)

Slide 7 - Open question

Zet de volgende zin in de past simple:
We- not- cycle- to school- last week (-)

Slide 8 - Open question

Zet de volgende zin in de past simple:
She- did-go-to the party- last weekend (?)

Slide 9 - Open question

Prefixes
Een groep letters die je voor een woord kan zetten om de betekenis van een woord te veranderen.
To agree -> To disagree
To understand -> To misunderstand
Visible -> invisible
Usual -> unusual

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide