‹Return to search

1hv - Les 1 P2 - hoofdletters, lidwoorden en rangtelwoorden

1hv - Les 1 P2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1hv - Les 1 P2

Slide 1 - Slide

Stunde 1
Grammatik:

der/die/das & ein/eine

rangtelwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

 Hoofdletters in het Duits
  • Aan het begin van de zin. 
  • Namen: van bijvoorbeeld mensen, aardrijkskundige namen, maar ook van de dagen en maanden
  • zelfstandig naamwoorden

Slide 4 - Slide

ich bin schnappi, das kleine krokodil.
ich komme aus ägypten, das liegt direkt am nil .
zuerst lag ich in einem ei,
dann schnappte ich mich frei.
 
ich bin schnappi, das kleine Krokodil.
ich habe scharfe zähne und davon ganz viel.
ich schnapp mir was ich schnappen kann.
ich schnappe zu, weil ich das so gut kann.
ich bin schnappi, das kleine krokodil.
ich komme aus ägypten, das liegt direkt am nil .
zuerst lag ich in einem ei,
dann schnappte ich mich frei.
 
ich bin schnappi, das kleine Krokodil.
ich habe scharfe zähne und davon ganz viel.
ich schnapp mir was ich schnappen kann.
ich schnappe zu, weil ich das so gut kann.

Slide 5 - Slide

Het zelfstandig naamwoord

  • der: mannelijk  ♂
  • die: vrouwelijk  ♀
  • das: onzijdig    ☻
  • die: meervoud  •••

Slide 6 - Slide

1) personen / beroepen / dieren
                                      Vrouwen  ->  +in
Der Freund          Die Freundin
Der Lehrer         Die Lehrerin
Der Professor         Die Professorin
Der Polizist         Die Polizistin
Der Bundeskanzler      Die Bundeskanzlerin


Slide 7 - Slide

2) Grammatica regels
In het Nederlands een het-woord?
|
\/
das-woord in het Duits


Slide 8 - Slide

Bepaal het lidwoord

Stiefschwester
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 9 - Quiz

Bepaal het lidwoord

Schüler
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quiz

Bepaal het lidwoord

Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quiz

het onbepaald lidwoord

in het Nederlands: een

een blaadje

in het Duits: ein of eine

Slide 12 - Slide

Grammatica- regel
Mannelijke woorden → ein                                ein Mann
Vrouwelijke woorden → eine                            eine Frau
Onzijdige woorden → ein                                ein Kind
Meervoudsvormen → keine                        keine Familie

Dus vrouwelijke woorden en meervoudsvormen krijgen een extra -e

Slide 13 - Slide

Welk onbepaald lidwoord?
... Stier
A
ein
B
eine

Slide 14 - Quiz

Welk onbepaald lidwoord?
... Kuh
A
ein
B
eine

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

mijn broer =
A
mein Bruder
B
meine Bruder

Slide 17 - Quiz

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.

Slide 18 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Am 1. Tag gibt es noch viele Angebote.

Slide 19 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Am 1. Tag gibt es noch viele Angebote.
= Am ersten Tag ..............

Slide 20 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Die Kinderabteilung ist im 3. Stock.

Slide 21 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Die Kinderabteilung ist im 3. Stock.
............. im dritten Stock.

Slide 22 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Vom 5. bis zum 21. ist unser Geschäft geschlossen.

Slide 23 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Vom 5. bis zum 21. ist unser Geschäft geschlossen.
Vom fünften bis zum einundzwanzigsten ......

Slide 24 - Slide

Stunde 1
Grammatik:

der/die/das & ein/eine

rangtelwoorden

Slide 25 - Slide

More lessons like this

3M - L5 P1: bezittelijk / persoonlijk vnw

- Lesson with 30 slides
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

telwoorden

- Lesson with 37 slides
DuitsMBOStudiejaar 1

3K - Les 11: overzicht leerdoelen

- Lesson with 30 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

3M - L6 P1: bezittelijk / persoonlijk vnw + data

- Lesson with 27 slides
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Quittung

- Lesson with 19 slides
DuitsMBOStudiejaar 1

telwoorden

- Lesson with 31 slides
DuitsMBOStudiejaar 1

telwoorden en rangtelwoorden

- Lesson with 30 slides
DuitsMBOStudiejaar 1,2

4M - L20 P1 - (Rang)telwoorden

- Lesson with 26 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4