4M - L20 P1 - (Rang)telwoorden

1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

4M Les 20 P1

Slide 2 - Slide

Umkleidekabine
A
vrachtwagencabine
B
cockpit
C
pashokje
D
kleedkamer

Slide 3 - Quiz

auswählen
A
uitstralen
B
uitkiezen
C
wegleggen
D
uitlachen

Slide 4 - Quiz

etalage
A
Etalierungsscheibe
B
Schaufenster
C
Schauscheibe
D
Etalagescheibe

Slide 5 - Quiz

goedkoop
A
preiswert
B
gutkauf

Slide 6 - Quiz

maat (kleding: z. B. S / M / XL)
A
die Nummer
B
die Mate

Slide 7 - Quiz

groter
A
großer
B
größer

Slide 8 - Quiz

Heeft u deze ook een maatje groter?

Slide 9 - Open question

Hoe veel kosten die schoenen?

Slide 10 - Open question

Kan ik deze broek passen?

Slide 11 - Open question

Gabel
Kellnerin
Obst
Löffel
Selbstbedienung
Imbiss
Gemüse
Theke
Teller
fruit
snackbar
lepel
bar
groenten
bord
vork
bedieningsmedewerkster

Slide 12 - Drag question

Ik wil graag een cola.

Slide 13 - Open question

De soep smaakt heel lekker

Slide 14 - Open question

Het is goed zo.
(als je fooi geeft)

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Periode 2
Dienstag: SO1

Toetsweek: MO2





-

Slide 17 - Slide

SO1

grammaticadeel
- hulpwerkwoorden
(haben, sein & werden)
- regelmatige werkwoorden
- modale werkwoorden
tegenwoordige tijd
voltooide tijd
+
woordjes Kapitel 1 t/m 5
MO2

1 . routebeschrijving
2. bij de receptie
3. op het station
4. bij de VVV
5. in een winkel
6. op een terrasje
7. bij de dokter
8. op het politiebureau
 

Slide 18 - Slide

Woordenschat Duits

Auf einer Terasse
> bestek / kopjes
> bestellingen
> betalen

SO + MO2

Slide 19 - Slide

Je begrijpt, zegt en schrijft Duitse (rang)telwoorden.

 Aan het einde van deze les kun je quizmaster zijn in een Duitse bingo.


Slide 20 - Slide

Grammatica leerdoel : getallen - prijzen

- klassikaal: telwoorden en rangtelwoorden
- nadruk: uitspreken




Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Schrijf in cijfers op:
achtundneunzigtausendvierhundertneunzig

Slide 23 - Open question

Schrijf in cijfers op:
neunundneunzig Cent

Slide 24 - Open question

Schrijf in cijfers op:
siebenundsiebzig Euro siebenundsechzig

Slide 25 - Open question

Schrijf in cijfers op:
einhundertachtundsiebzig Euro fünfundneunzig

Slide 26 - Open question

Rangtelwoorden
1e
2e
3e
1.
2.
3.

Slide 27 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.

Slide 28 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Am 1. Tag gibt es noch viele Angebote.

Slide 29 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Am 1. Tag gibt es noch viele Angebote.
= Am ersten Tag ..............

Slide 30 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Vom 5. bis zum 21. ist unser Geschäft geschlossen.

Slide 31 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Vom 5. bis zum 21. ist unser Geschäft geschlossen.
Vom fünften bis zum einundzwanzigsten ......

Slide 32 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Die Kinderabteilung ist im 3. Stock.

Slide 33 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Die Kinderabteilung ist im 3. Stock.
............. im dritten Stock.

Slide 34 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Der Kassenzettel ist vom 29.7.2011

Slide 35 - Slide

Rangtelwoorden t/m 19 > –te achter het uitgeschreven getal.
                           Der zweite Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >  –ste achter het uitgeschreven getal.
                           Der zwanzigste Platz. De twintigste plaats.
Der Kassenzettel ist vom 29.7.2011
......vom neunundzwanzigsten siebten zweitausendelf

Slide 36 - Slide

der Kassenzettel
die

Slide 37 - Slide

Persoon A leest voor van Kassenzettel
Persoon B schrijft op Quittung
In tweetallen

Slide 38 - Slide

der Kassenzettel
die

Slide 39 - Slide

Der Nettobetrag ist ...
Die Mehrwertsteuer ist ... Prozent
Der Gesamtbetrag ist ......
Die Quittung ist von ......
Die Postleitzahl ist ......
Der Wohnort ist ........
Du schreibst du Quittung an .....
Die Quittung ist für .....
Die Sachen sind gekauft am .........
Die Sachen sind gekauft in .............

Slide 40 - Slide

  1. Der Nettobetrag ist ...
  2. Die Mehrwertsteuer ist ... Prozent
  3. Der Gesamtbetrag ist ......
  4. Die Quittung ist von ......
  5. Die Postleitzahl ist ......
  6. Der Wohnort ist ........
  7. Du schreibst die Quittung an .....
  8. Die Quittung ist für .....
  9. Die Sachen sind gekauft am .........
  10. Die Sachen sind gekauft in .............

1
2
3
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 41 - Slide