Relative clauses

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welcome to today's English lesson!

With Ms Frijns

By the end of this lesson, you...

...have been introduced to Chapter 6. 

...know what relative clauses are. 

...know what relative pronouns are.

Table of Contents

Introduction Chapter 6

Explanation: relative clauses

Work on the weektask

Look at Chapter 6. What grammar items are we going to learn?

Look at the vocabulary list. What words do you already know? Write down 3 in English.

Look at the vocabulary list. What words do not know yet? Write down 3 in English.

A relative clause is een bijzin

Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe.

A relative clause is een bijzin

Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe.

A relative clause is een bijzin

Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe.

'Die' is een relative pronoun. Deze beginnen een bijzin (relative clause). 

Voorbeelden: Who, whom, which, whose

The thief who robbed an old lady was sent to jail.

Functie: Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand. (over 'the thief')

show what you know

 

(Which, Who, That, Whose, Whom)

The trompet is the instrument.....................my brother plays at school

1. that
2. which, that, zonder kan relative pronoun kan ook.
3. who, that
4. which, zonder relative pronoun kan ook.

The kid............cried loudly was my neighbour

1. who
2. that
3. which, that
4. who, that

My mum, ..........has been a singer for years, is recording an album

1. who
2. who ,that
3. which, who
4. whose

He is the man...............guitar was stolen.

1. whom
2. which
3. whose
4. that

That house,..................was sold last week, is really big.

1. that
2. which
3. which, that
4. whom

apps.noordhoff.nl

The instruction

Relative pronouns

Relative pronoun verwijst naar:

that

who

whose/ whom

which

where

persoon, dier, ding

persoon

bezit: van wie

dier, ding

plaats

Na een komma gebruik je nooit 'that'

Relative pronouns

• Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  
• Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.

relative pronoun

Noa sold her phone, which was old and damaged.

relative pronoun

Relative pronouns

Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord weglaten als

• het al duidelijk is om wie of wat het gaat
• het pronoun NIET op het onderwerp slaat
  
• er een voornaamwoord achter staat

The flowers which he gave me were beautiful.

Persoonlijk: ik, jij, hij, etc.

Bezittelijk: mijn, zijn, onze, etc.

Wederkerend: me, je, zich, etc.

The flowers he gave me were beautiful.

twijfelwoorden | whose, who's, whom

whose

Dit is een bezittelijk voornaamwoord. Het betekent wiens of wier, van wie: 

Do  you know whose book this is?

(Weet je wiens boek dit is?)

The members whose name begin with an A.

(De leden wier naam met een A begint.)

twijfelwoorden | whose, who's, whom

who's

Dit is een samentrekking van who is of who has:

Do you know who's responsible for this?

(Weet jij wie hiervoor verantwoordelijk is?)

Who's made this mess?

(Wie heeft deze rommel gemaakt?)

 

twijfelwoorden | whose, who's, whom

whom / who

Dit woord wordt vaak gebruikt in plaats van who (wie) als dat woord lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp is óf wanneer er een voorzetsel vóór staat:

Whom are you talking to?

(tegen wie praat je?)

The girl with whom I am doing my project is ill. 

(Het meisje waarmee ik mijn project doe is ziek.)

We had spaghetti for dinner last night, .... is my favourite meal.

1. whom
2. whose
3. which
4. who

welke woorden horen bij personen?

1. who, whose and that
2. who and which
3. which and whom
4. where and who

The boy ………... cat has just died will stay at home today.

1. whom
2. which
3. whose
4. that

Wanneer kun je een betrekkelijk voornaamwoord weglaten uit de zin?

1. Alleen bij zinnen waar het niet tussen komma's staat
2. als er een voornaamwoord achter staat
3. Niet
4. Altijd

This is the woman .......
asked Tim for money yesterday.

1. who
2. which

Do you like the dog .....
is under the table?

1. Who
2. Which

This is the action film ...... I like so much!

1. Who
2. Which
3. That

Mag hier "that" ?
The only Bond film ... I like is Skyfall.

1. Wel
2. Geen

Mag hier "that" ?
Thom, .... is in my class, is 15 years old.

1. Wel
2. Geen

Any questions??

Over to you...

Work on weektask 20