Verhoudingen N4 toets voorbereiding

Verhoudingen N4 
toets voorbereiding 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verhoudingen N4 
toets voorbereiding 

Slide 1 - Slide

les 1.1 Verhoudingen herkennen

Voor een concert kun je 4 soorten kaarten kopen. 
Rang 1 is het duurst en Rang 4 het goedkoopst.
In de tabel zie je hoeveel kaarten van elke rang te koop zijn.

Rang Aantal kaarten
1          90
2        150
3        210
4         60
Het aantal kaarten van rang 1 staat tot rang 2 staat tot rang 3 staat tot rang 4 als:
___ : ___ : ___ : ___

TIP: Kun je het delen door 2, 3, 5 of 7?

Slide 2 - Slide

Uitleg:

De verhouding is 90 : 150 : 210 : 60

→ vereenvoudigd door alles te delen door 30:
3 : 5 : 7 : 2

Slide 3 - Slide

TIP: Kijk naar het geheel door alle getallen bij elkaar op te tellen
        Dus bij de eerste is rood 1/8 deel, dan 2/6...enzovoort

Slide 4 - Slide

Les 1.2 verhoudingstabel

Noah wil een nieuwe laptop kopen. In de winkel ziet hij een model van €1.250 exclusief btw. De btw op een laptop is 21%.

Vraag:

Wat is de prijs van de laptop inclusief btw?
Je kan een verhoudingstabel gebruiken om dit uit te rekenen.

De laptop inclusief 21% btw kost € _____.

TIP: 1% is 0,01 en 21% is 0,21(= vermenigvuldigingsfactor)

Bijvoorbeeld: 3/4=3:4=0,75x100=75%=3 vd4

Slide 5 - Slide

Uitleg: 

Oplossing 1:
21% van €1.250 = €1.250 × 0,21 = €262,50
Prijs inclusief btw = €1.250 + €262,50 = €1.512,50

Oplossing 2:
€1250 x 1,21 = €1512,50

Oplossing 3:
€1.250 :100x121= €1.512,50

Slide 6 - Slide

TIP: Maak de eenheden gelijk

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Les 1.3 Schaal
TIP: Zet de gegevens in een verhoudingstabel
       Maak dezelfde eenheden dus bijv. allemaal cm

Slide 9 - Slide

Uitleg:

Maak eerst centimeters

106 mm is 10,6 cm en 4, 57 m is 457 cm

dus 457 : 10,6= 43, 1132...
dus 1:43



Slide 10 - Slide

les 1.4 verhoudingen omrekenen

Slide 11 - Slide

Uitleg:

1250 x 0,8 = 1000 inwoners
50% is man =500 mannen en 500 vrouwen

Mannen:
1/5 is <21 jaar= 500:5=100 mannen

Vrouwen:
1/4 is<21 jaar= 500:4=125 vrouwen

beide kun je delen door 5
100:5=20          125:5=25
Daarna nog een keer delen door 5
verhouding 4:5





Slide 12 - Slide

les 1.5 Rekenen met verhoudingen


Bij een atletiekwedstrijd doen 1.800 mensen mee.
Daarvan komt 25% uit de stad.
Van deze stadsdeelnemers is 2/3 man, en van hen is 1/4 jonger dan 21 jaar.
Van de vrouwelijke stadsdeelnemers is 1 op de 3 jonger dan 21.


Slide 13 - Slide

Uitleg:
Berekening stap voor stap
1️⃣ Aantal stadsdeelnemers
25%×1800=0,25×1800=450
➡️ 450 stadsdeelnemers

2️⃣ Verdeling mannen / vrouwen
Mannen: 2/3× 450=300
Vrouwen: 450−300=150 (is 1/3)
➡️ 300 mannen, 150 vrouwen

Mannen jonger dan 21 =1/4×300=75
vrouwen jonger dan 21 jaar =1/3x150= 50
 ​
Verhouding man : vrouw (onder 21) = 75:50
Beide delen kun je delen door 25 → 3:2

Verhouding man : vrouw = 3 : 2

Slide 14 - Slide