Spelling werkwoorden (pvtt en pvvt)

Spelling werkwoorden
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling werkwoorden
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd 

Slide 1 - Slide


Persoonsvorm tegenwoordige tijd
rijden 
ik ... / ... jij/je
ik-vorm
rijd
hij/zij/het/jij/je ... 
ik-vorm + t
rijdt
wij/jullie ... 
hele werkwoord
rijden

Slide 2 - Slide


Je ... nooit wat ik gedaan heb.
A
raad
B
raadt

Slide 3 - Quiz


Meneer Frans ... van pannenkoek met appel.
A
houd
B
houdt

Slide 4 - Quiz


Volgend jaar ... ik 13 jaar.
A
word
B
wordt

Slide 5 - Quiz


... jij deze school ook zo leuk?
A
Vind
B
Vindt

Slide 6 - Quiz


De klas ... Anke met complimentjes.
A
overlaad
B
overlaadt

Slide 7 - Quiz


Persoonsvorm verleden tijd zwak
t x k f s c h p 
blussen
enkelvoud
ik-vorm + te / de
bluste
meervoud
ik-vorm + ten / den
blusten

Slide 8 - Slide

De gevangene ... uit de gevangenis.
A
ontsnapte
B
ontsnaptte
C
ontsnapde
D
ontsnapdde

Slide 9 - Quiz

Ik ... op de trein van 9.00 uur.
A
wachte
B
wachtte
C
wachtde

Slide 10 - Quiz

Hij ... de foto van zijn hond.
A
vergrote
B
vergrotte
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 11 - Quiz

Mijn moeder ... het beslag.
A
mixte
B
mixde
C
mixtte
D
mixdde

Slide 12 - Quiz

De ministers ... de hele nacht over de beslissing.
A
dubde
B
dubden
C
dubte
D
dubten

Slide 13 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd - sterk
- De klank verandert in de verleden tijd. 
- Schrijf het zo kort en eenvoudig mogelijk. 
- De persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op 'dt'. 

Slide 14 - Slide

(slapen)

Ik ... in mijn nieuwe bed.

Slide 15 - Open question

Mijn broer ... veel te hard.
A
reed
B
reedt

Slide 16 - Quiz

(zien) We ... een mooie auto.

Slide 17 - Open question

De leeuw ... het hert.
A
verslond
B
verslondt

Slide 18 - Quiz

PV TT EN PV VT DOOR ELKAAR
Kijk goed naar de zin!

Slide 19 - Slide

... je broer morgen in zijn nieuwe auto?
A
rijd
B
rijdt
C
reed
D
reedt

Slide 20 - Quiz

Je ... op dit moment steeds van mening.
A
verandert
B
veranderd
C
veranderde
D
veranderdde

Slide 21 - Quiz

Wat ... hier allemaal?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 22 - Quiz

Ik ... de vraag gisteren correct.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoordde
D
beantwoorden

Slide 23 - Quiz

Hij ... in 2000 een leuk verhaal.
A
vertelt
B
verteld
C
vertelde
D
verteldde

Slide 24 - Quiz


Geef aan wat voor jou van toepassing is:
A
Ik vind het nog moeilijk.
B
Ik vind het nog een beetje moeilijk.
C
Ik snap het bijna.
D
Ik snap het.

Slide 25 - Quiz