The Future tense

Future
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Future

Slide 1 - Slide

timer
1:00
What do you know about the future tense?

Slide 2 - Mind map

Homework yesterday
How did exercise 26 go?

Show me your homework?

3 of you will read your exercise out loud

Slide 3 - Slide

Learning goals
  • You will know the differences in future tense
  • You will know when the future tense is used
  • You will know how to use the future tense

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Grammar
Read page 15 of your textbook
By yourself
Raise your hand if you have a question

Slide 6 - Slide

Toekomende tijd (future)
(will + hele werkwoord)
  • Will + hele werkwoord (verb) - iets aan te bieden, beloftes, aankondigen en besluiten + voorspelling waar je geen bewijs voor hebt.

* He will take you back home. (Hij gaat het ook écht doen)
* I will win the lottery this Saturday (voorspelling, maar geen bewijs)

Slide 7 - Slide

Toekomende tijd (future)
am/are/is + going to + werkwoord
  • Am/are/is + going to + hele werkwoord (verb) - aan te geven dat iemand iets in de toekomst van plan is + voorspelling met bewijs.
* I am going to study for this test (I'm planning to, but not sure yet)
* She is getting an A+ for that exam (they saw her grades and they know she did well - bewijs)

Slide 8 - Slide

Toekomende tijd (future)
(duurvorm v/d tegenwoordige tijd)
  • Je gebruikt de duurvorm van de tegenwoordige tijd om te praten over afspraken in de nabije toekomst waar van de tijd en/of plaats al vaststaat. 
  • Je gebruikt am/are/is (not) + hele werkwoord + ing

*Is John playing Fortnight tomorrow?

Slide 9 - Slide

Toekomende tijd (future)
(tijden volgens een vast schema)
Om over te toekomst te praten kun je ook de tegenwoordige tijd gebruiken. Het gaat dan om tijden volgens een vast schema, zoals aankomst- en vertrektijden, openings- en sluitingstijden en begin- en eindtijden.
 * The lesson starts in 2 minutes.

Slide 10 - Slide

What do you know now about the future tense?

Slide 11 - Mind map

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in.
(Maak hier een aantekening van)
Let op wat de rest van de zin van je vraagt:
  • Aanbieden, beloftes, aankondigingen, besluiten + voorspellingen zonder bewijs = will
  • Iets van plan zijn in de toekomst + voorspelling met bewijs = am/are/is + going to + hele werkwoord
  • Afspraken in de nabije toekomst = duurvorm van tegenwoordige tijd waarvan de plaats/tijd al vaststaat - am/are/is (not) + hele werkwoord + ing
  • Tijden volgens een vast schema = tegenwoordige tijd gebruiken

Slide 12 - Slide

Example:
We __________(gaan) to the Cinema tomorrow.
Answer:

We are going to the Cinema tomorrow.

Slide 13 - Slide

We___________(buy) some new clothes this afternoon.

Slide 14 - Open question

You need more apples for this pie. I______(go) to the shop and get some.

Slide 15 - Open question

I_________(do) the dishes in an hour. I promise.

Slide 16 - Open question

School _____(start) in 30 minutes.

Slide 17 - Open question

We ________(meet) Rachel and Trish at the pool at four.

Slide 18 - Open question

__________Tom________(be) at school around 8:15 am?

Slide 19 - Open question

>Why are you wearing that old dress?< I_________(act) in a play tonight.
A
will act
B
am acting
C
act
D
are going to act

Slide 20 - Quiz

The film ________(begin) at 9pm.
A
begins
B
will begin
C
is going to begin
D
is beginning

Slide 21 - Quiz

Exercises in your workbook
In pairs: do exercise 28. You have 7 minutes.

timer
1:00

Slide 22 - Slide

Write down on a piece of paper what you find difficult. Scrunch it up (maak een propje) and throw it to the front of the classroom.

Slide 23 - Slide

Homework
Do:
  • Grammar: finish exercise 28 (page 23 workbook)
Use page 15 textbook

Study:
Page 15 + 18 (G t/m I)
Page 14 (stones)

Slide 24 - Slide