Formuleren: alles door elkaar - oefenen!

Formuleren
Herhaling en oefening van alle formuleerfouten!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Formuleren
Herhaling en oefening van alle formuleerfouten!

Slide 1 - Slide

Lesinhoud taalverzorging
- Uitleg samentrekking weglating
- nog wat andere zaken van taalverzorging
- daarna opfrissen tekststructuur en tekstdoelen

Slide 2 - Slide

Samentrekking/weglating
Als in een zin bepaalde woorden herhaald worden, mag je die woorden alleen weglaten onder de volgende voorwaarden:
  • ze hebben dezelfde vorm (ev/mv)
  • ze hebben dezelfde betekenis (laten vs uitlaten)
  • ze hebben dezelfde grammaticale functie (ow/lv, wwg/nwg)

Slide 3 - Slide

Dezelfde vorm
Het weggelaten woord is net als het woord in de zin enkelvoud of juist meervoud.
Voorbeeld:
Na de excursie werden de leerlingen snel naar huis gestuurd en de school gesloten.
Na de excursie werden de leerlingen snel naar huis gestuurd en [werd] de school gesloten. 

Slide 4 - Slide

Dezelfde functie in de zin
Het weggelaten woord heeft dezelfde grammaticale functie in de zin.
Voorbeeld:
De door de hitte uitgezette brugdelen (ond) zaten muurvast maar heeft men (ond) met een kraan toch losgekregen.
De ... brugdelen zaten muurvast, maar deze heeft men ... toch losgekregen. 

Slide 5 - Slide

Dezelfde betekenis
Het weggelaten woord heeft dezelfde betekenis
Voorbeeld:
De uitgeverij gaf dit jaar heel veel boeken uit en daarom alle werknemers een flinke kerstgratificatie..
De uitgeverij gaf dit jaar heel veel boeken uit en gaf daarom alle werknemers een flinke kerstgratificatie.

Slide 6 - Slide

Ik liet de honden uit en mijn sleutels vallen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Paul is ziek en naar huis gegaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Slechts een kleine minderheid van de werknemers waren tevreden over de loonafspraken.
A
Foutieve samentrekking
B
Incongruentie
C
Goed

Slide 9 - Quiz

uitleg: incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten met elkaar 'congrueren' (samenvallen in getal). Als het ow mv is, moet de pv ook in het mv staan (en vice versa).

De media (=mv) vertellen niet altijd de waarheid.
De politie (=ev) staat altijd voor je klaar.
Let op: de kern van het onderwerp stuurt de pv -->
Slechts een kleine minderheid van de werknemers was ...

Slide 10 - Slide

Hij (updaten, pv vt) gisteren alle bestanden van dat programma.
A
update
B
updatete

Slide 11 - Quiz

De vereniging stuurde een brief naar zijn leden om te vertellen dat het seizoen was afgelast.
A
Onjuist verwijzen
B
Onduidelijk verwijzen
C
Foutieve beknopte bijzin
D
Goed

Slide 12 - Quiz

uitleg: verwijzen
Je kunt onduidelijk verwijzen of verwijsfouten maken in:
  • het woordgeslacht (m/v/o/mv-de/het/zijn/haar)
  • hen / hun
  • het betrekkelijk voornaamwoord (die/dat/wat/wie/welke)
  • verschil in zaken / personen (die/wie)

Slide 13 - Slide

Het nieuwe boek van Tommy Wieringa is erg goed, maar die boeken van Arnon Grunberg niet.
A
Foutieve beknopte bijzin
B
Incongruentie
C
Goed
D
Foutieve samentrekking

Slide 14 - Quiz

Hij vroeg ... om advies.
A
hun
B
hen
C
ze
D
zij

Slide 15 - Quiz

Het allerleukste ... ik ooit heb meegemaakt is de ontmoeting met de koning van Spanje.
A
dat
B
wat

Slide 16 - Quiz

uitleg: verwijzen
Dat of wat?
dat: als je verwijst naar een het-woord

wat: als je verwijst naar...
... een overtreffende trap
(mooiste/beste/grootste)
... een onbepaald voornaamwoord
(enige, iets, niets, alles)
... een hele zin

Slide 17 - Slide

Ik keek gefascineerd naar de koeien in de wei. ... stonden daar rustig te grazen.
A
Zij
B
Ze
C
Hun
D
Hen

Slide 18 - Quiz

Is het correct om met zij in het meervoud naar zaken te verwijzen: Je spullen. Zij liggen in de kast?
Antwoord

Nee. In het meervoud kan zij alleen naar personen verwijzen. Naar niet-personen kan alleen worden verwezen met de onbeklemtoonde vorm ze of met het beklemtoonde die.

Slide 19 - Slide

Het personage ... ik het leukste vind in de roman van Harry Mulisch is Anton.
A
wat
B
dat
C
die

Slide 20 - Quiz

Die dozen worden morgen opgehaald en naar de stort gebracht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

De koekjes waren knapperig en de taart zacht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Foute samentrekking
De koekjes waren (meervoud) knapperig en de taart (enkelvoud) zacht. 
Dit MOET ZIJN:
De koekjes waren knapperig en de taart was zacht. 

Slide 23 - Slide

Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Onjuiste samentrekking
Zijn broek (ond) kost 80 euro en vind ik (ond) niet mooi.
MOET ZIJN:
Zijn broek (ond) kost 80 euro en deze (lijd. vw) vind ik niet mooi.

Slide 25 - Slide