Signaalwoorden (opsomming-tegenstelling-reden)

1 / 21
next
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

im Gegensatz zu
A
met betrekking tot
B
met tegenzin in
C
in tegenstelling tot
D
naar aanleiding van

Slide 3 - Quiz

(opsomming): auch
A
ook
B
en
C
bovendien
D
daarnaast

Slide 4 - Quiz

(opsomming): außerdem
A
of
B
en
C
bovendien
D
daarnaast

Slide 5 - Quiz

(opsomming): daneben
A
bovendien
B
daarnaast
C
of
D
niet alleen

Slide 6 - Quiz

(tegenstelling): aber
A
toch
B
daartegen
C
hoewel
D
maar

Slide 7 - Quiz

(tegenstelling): trotz
A
toch
B
daartegen
C
ondanks
D
maar

Slide 8 - Quiz

(tegenstelling): zwar
A
wel, welsiswaar
B
daartegen
C
hoewel
D
maar

Slide 9 - Quiz

(tegenstelling): einerseits ...... andererseits
A
toch
B
daartegen
C
hoewel
D
aan de ene kant .... aan de andere kant

Slide 10 - Quiz

(tegenstelling): doch
A
toch
B
daarentegen
C
hoewel
D
maar

Slide 11 - Quiz

(tegenstelling): hingegen
A
toch
B
daarentegen
C
hoewel
D
in plaats van

Slide 12 - Quiz

(tegenstelling): trotzdem
A
echter
B
toch
C
desondanks
D
maar

Slide 13 - Quiz

(tegenstelling): obwohl
A
hoewel
B
ondanks
C
toch
D
echter

Slide 14 - Quiz

(tegenstelling): sondern
A
hoewel
B
ondanks
C
toch
D
maar

Slide 15 - Quiz

(tegenstelling): statt
A
ondanks
B
hoewel
C
in plaats van
D
desondanks

Slide 16 - Quiz

(reden/argument): weil
A
want
B
omdat
C
namelijk
D
daarom

Slide 17 - Quiz

(reden/argument): denn
A
want
B
omdat
C
vanwegen
D
daarom

Slide 18 - Quiz

(reden/argument): nämlich
A
omdat
B
om deze reden
C
daarom
D
namelijk

Slide 19 - Quiz

(reden/argument): deshalb
A
omdat
B
om deze reden
C
daarom
D
namelijk

Slide 20 - Quiz

(reden/argument): wegen
A
vanwegen
B
ondanks
C
daarom
D
namelijk

Slide 21 - Quiz