Lezen 4, les 2

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op je eigen plek.               



1
WELKOM!
2
 Laptop
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op je eigen plek.               



1
WELKOM!
2
 Laptop

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vorige les heb je; 
  • gekeken naar jouw leestype (leesdier)
  • gesproken over het nut van lezen
  • onderzocht hoe goed je al leest
  • vragen bij een tekst beantwoord

Slide 3 - Slide

wat is het nut van lezen?

Slide 4 - Mind map

Je gaat in deze les:

  • grondig lezen: ophelderen wat je niet begrijpt
  • onderzoeken hoeveel procent van de woorden je moet kennen om een tekst te begrijpen
  • de betekenis van moeilijke woorden achterhalen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Er zijn 3 momenten wanneer je een leesstrategie toepast bij grondig lezen. Wanneer?

Slide 7 - Open question

Een strategie tijdens het lezen is: ophelderen wat je niet meteen snapt.
In Lezen 3 heb je geleerd signaalwoorden en verwijswoorden op te helderen.
Nu is het tijd voor moeilijke woorden.

Slide 8 - Slide

Stop je weleens met lezen als je te veel moeilijke woorden ziet?
Bederven moeilijke woorden jouw leesplezier?
Wat doe jij om de betekenis van een moeilijk woord te vinden?

Slide 9 - Slide

plot 26
Ga  naar plot 26
Lezen 4
les 2
maak opdracht 4

Slide 10 - Slide

Aan de slag met opdracht 4
Hoeveel procent van de woorden moet je kennen om een tekst goed te kunnen begrijpen: 80, 90, 95 of 100%?

Lees de 4 teksten in opdracht 4.

Klaar? Over 5 minuten bespreken we de opdracht
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Wanneer begreep jij de tekst?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Aan de slag met opdracht 6
  1. Lees de tekst; Maar wat betekent die lachende drol nou eigenlijk?
  2. Onderstreep alle woorden waarvan je niet precies de betekenis kent.
  3. Markeer vijf moeilijke woorden waarvan je écht de betekenis moet weten om de tekst te snappen.
  4. Streep twee moeilijke woorden door die je niet hoeft te kennen om de tekst te snappen.
  5. Gebruik de Toolbox; Moeilijke woorden

Slide 14 - Slide

Moeilijke woorden begrijpen
Je hebt vijf moeilijke woorden omcirkeld. Loop per woord de volgende vragen na:
  • Ken je een stukje van het woord?
  • Ken je het woord uit een andere taal?
  • Wordt het woord in de tekst uitgelegd?
  • Wordt uit de tekst duidelijk wat het tegenovergestelde van het woord is?
  • Is de betekenis duidelijk uit het tekstverband?
Helpt niets? Vraag dan de betekenis aan iemand, of zoek hem op.

Slide 15 - Slide