macht en zeggenschap

1 / 50
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Slide

informele macht 
formele macht 
De persoon die de lunch bestelt.
Een collega die anderen overtuigt van zijn ideeën
Iemand met een groot netwerk binnen een.
Iemand met  ervaring heeft en vaak advies geeft aan anderen, 
iemand met een positieve uitstraling.
iedereen vertrouwt deze persoon
Een president ondertekent wetten.
Een rechter legt een straf op.
Het parlement keurt wetten goed.
een docent vraagt om je telefoon weg te doen.

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

geschreven normen 
ongeschreven normen 

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Formele macht is:
A
Macht die is gebaseerd op gezag
B
Macht omdat iemand er netjes uitziet
C
Macht die onofficieel is
D
Macht die is gebaseerd op de wet

Slide 39 - Quiz

Informele macht is:
A
Iemand kan anderen laten doen wat hij wil, of verbieden wat hij niet wil.
B
Macht die iemand op grond van zijn positie heeft.
C
Macht die iemand heeft door zijn uitstraling.
D
Macht op basis van uitstraling.

Slide 40 - Quiz

Wat is geen machtsmiddel?
A
Functie
B
Kennis
C
Geld
D
In je eentje zijn

Slide 41 - Quiz

De meerderheid in de Tweede Kamer
A
Oppositie
B
Parlement
C
Regering
D
Coalitie

Slide 42 - Quiz

Wat is een taak van de Tweede Kamer?
A
De Eerste Kamer controleren
B
De ministers controleren
C
de Tweede Kamer controleren
D
ze doen alles in de politiek

Slide 43 - Quiz

Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
A
Christelijke democraten
B
Sociaal democraten
C
Ecologen
D
Liberalen

Slide 44 - Quiz

Het parlement bestaat uit:
A
De Eerste Kamer en Provinciale staten
B
De Eerste en Tweede Kamer
C
De Tweede Kamer en Provinciale staten
D
De Regering en het kabinet

Slide 45 - Quiz

Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening zetten onder wetten
B
De troonrede voorlezen
C
Beslissen welke wetten doorgaan
D
ministers benoemen

Slide 46 - Quiz

Wat is Trias Politica?
A
Eerste en Tweede kamer
B
De scheiding van de machten
C
Wet voor de rechters
D
Wet voor de politici

Slide 47 - Quiz

In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet.
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten.
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten.
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten.

Slide 48 - Quiz

Hier worden verkiezingen gehouden
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Beide

Slide 49 - Quiz

In een directe democratie:

A
Kiest het volk direct het parlement.
B
Stemt de volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen.
C
Bestaan geen politieke partijen.
D
Kiest het volk indirect de regering.

Slide 50 - Quiz