BK1 Hoofdstuk 2

Deel 1: werkwoorden 'wohnen' en 'heißen'
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Deel 1: werkwoorden 'wohnen' en 'heißen'

Slide 1 - Slide

Kies de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in: Ich ... (wohnen) in Aalten
A
wohn
B
wohne
C
wohnen
D
wohnt

Slide 2 - Quiz

Er ... (wohnen) in Dinxperlo
A
wohnst
B
wohnt
C
wohnen
D
wohne

Slide 3 - Quiz

Du ... (heißen) Erik.
A
heißt
B
heißst
C
heiße
D
heißen

Slide 4 - Quiz

Wir ... (heißen) Tim und Lisa.
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heiß

Slide 5 - Quiz

Ihr ... (wohnen) noch zuhause.
A
wohnt
B
wohnst
C
wohne
D
wohnen

Slide 6 - Quiz

Herr Schmidt, Sie ... (heißen) Tom oder?
A
heiße
B
heißt
C
heißet
D
heißen

Slide 7 - Quiz

Ik heb dit onderdeel goed begrepen
helemaal mee eens
beetje mee eens
beetje niet mee eens
helemaal niet mee eens

Slide 8 - Poll

Deel 2: haben & sein

Slide 9 - Slide

Vul de juiste vorm van het woord tussen haakjes in: Ich ... (sein) 12 Jahre alt.
A
sein
B
bin
C
bist
D
sind

Slide 10 - Quiz

Du ... (haben) Hunger, nicht wahr?
A
habst
B
hast
C
habe
D
hat

Slide 11 - Quiz

Piet ... (sein) heute sehr fröhlich.
A
is
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 12 - Quiz

Wir ... (haben) frei heute.
A
haben
B
habe
C
hat
D
hast

Slide 13 - Quiz

Wir ... (sein) glücklich.
A
sind
B
sein
C
bist
D
bin

Slide 14 - Quiz

Sie ... (haben) noch nichts gesagt.
A
habe
B
hast
C
habt
D
haben

Slide 15 - Quiz

Ihr ... (sein) schon sehr alt.
A
seid
B
sein
C
sind
D
bist

Slide 16 - Quiz

Ik heb dit onderdeel goed begrepen
helemaal mee eens
beetje mee eens
beetje niet mee eens
helemaal niet mee eens

Slide 17 - Poll