Woordenschat H2 - T2 - Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik
timer
1:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Figuurlijk taalgebruik
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
1. Lesdoelen 
2. Huiswerk bespreken
3. Opdracht Woordenschat

4. Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je kunt het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik uitleggen;
- Je kent voorbeelden van figuurlijk taalgebruik

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Blz. 50

Slide 4 - Slide

Opdracht Woordenschat
Lees mee

Vrijdag 2 december inleveren

Slide 5 - Slide

Aan de slag
Je gaat op zoek naar 5 spreekwoorden/ uitdrukkingen

Samenwerken mag, maar ZACHTJES overleggen

Klaar? Ruim je laptop netjes op
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Aan de slag
Je maakt opdracht 2 en 3

Je werkt in stilte

Klaar? Lees verder in je leesboek
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Slide

Figuurlijk taalgebruik
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
Tegenovergestelde: letterlijk taalgebruik 

Slide 9 - Slide

Een gouden ring
- Zij draagt een gouden ring (=letterlijk)
- Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding (=figuurlijk)

Slide 10 - Slide

Controle lesdoelen

Slide 11 - Slide

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 14 - Quiz