Blok 3 - TOETS BLOK 3

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

de themawoorden

Welke zin is goed?

1. De jarige heeft traktaties vergeven.
2. Mijn vader heeft mij zakgeld vergeven.
3. Toen ze sorry zei, heb ik haar vergeven.

Wat betekent

de opschepper

1. iemand die zielig is en daarover praat
2. iemand die boos is en scheld en roept
3. iemand zie brutaal is en slechte dingen zegt
4. iemand die trots is op zichzelf en dat laat merken.

Welk woord hoort in de zin?

Wat hij over mij zegt is niet waar. 

Het is een ....

1. betrappen
2. nadeel
3. roddel
4. verrast

lesdoel

Ik weet wat de stam van een werkwoord is en kan daarmee opdrachten maken.

Hoe herken je de stam van een werkwoord?

1. aan de wij-vorm
2. aan de jij-vorm
3. aan de hij-vorm
4. aan de ik-vorm

werkwoorden die uit elkaar gaan

werkwoord opscheppen: opscheppen

Ik .............................

Wat is de STAM (ik-vorm) van het werkwoord

aantrekken

Wat is de STAM (ik-vorm) van het werkwoord

meespelen

Wat is de STAM (ik-vorm) van het werkwoord

opstaan

Waar zie je een opsomming?

1. Rozen, anjers en narcissen vind ik mooi.
2. De rozen bloeien.
3. Ik houd erg veel van bloemen.

Waar staat de komma goed in de opsomming?

1. Kies jij voor zwart, rood of paars.
2. Kies jij voor zwart rood of, paars.
3. Kies jij, voor zwart rood of paars.

Wat is het zelfstandig naamwoord van het werkwoord

presenteren

1. de present
2. de presentatie

Wat is het zelfstandig naamwoord van het werkwoord

gebeuren = de ....

aan het werk

WEES STIL EN LEES GOED.

Concentreer je!!!!

Klaar: taalblobs