4.5 Atomen tellen (2)

4.5 Atomen tellen
Oefen SO over tabel 1 + tabel 2
En het kloppend maken van een reactievergelijking
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

4.5 Atomen tellen
Oefen SO over tabel 1 + tabel 2
En het kloppend maken van een reactievergelijking

Slide 1 - Slide

Waarvoor staat het symbool Ag?
A
Goud
B
Aluminium
C
Lood
D
Zilver

Slide 2 - Quiz

Waarvoor staat het symbool C
A
Koper
B
Koolstof
C
Chroom
D
Calcium

Slide 3 - Quiz

De naam van het atoom met symbool Cu
A
calcium
B
chloor
C
koper
D
koolstof

Slide 4 - Quiz

Wat is het symbool van Cadmium?
A
C
B
Ca
C
Cd
D
Cad

Slide 5 - Quiz

Wat is het symbool voor Kalium?
A
Ca
B
K
C
Ka
D
C

Slide 6 - Quiz

Het symbool van Goud
A
Go
B
Au
C
AU
D
GO

Slide 7 - Quiz

Waarvoor staat het symbool Ag?
A
Goud
B
Aluminium
C
Lood
D
Zilver

Slide 8 - Quiz

8) Het symbool Fe hoort bij een
A
metaal
B
niet-metaal

Slide 9 - Quiz

Het symbool van ijzer is;
A
Fe
B
Au
C
Na
D
Cu

Slide 10 - Quiz

Wat is het symbool van jood?
A
J
B
Jd
C
D
D
I

Slide 11 - Quiz

Wat is de naam van het symbool N?
A
Neon
B
Nitraat
C
Stikstof
D
Zwavel

Slide 12 - Quiz

Wat is de naam van het symbool S?
A
Silicium
B
Zwavel
C
Stikstof
D
Zeven

Slide 13 - Quiz

Wat is het symbool van Helium?
A
Mg
B
Na
C
He
D
Fl

Slide 14 - Quiz

Cl is het symbool voor
A
Chloor
B
Chroom
C
Fluor
D
Calcium

Slide 15 - Quiz

Welk symbool staat voor Fluor?
A
F
B
Fl
C
P
D
Pe

Slide 16 - Quiz

Pb is het symbool voor;
A
Fosfor
B
Lood
C
Platina
D
Tin

Slide 17 - Quiz

Welke atoomsoort wordt weergegeven met het symbool P?
A
fluor
B
fosfor
C
lood
D
platina

Slide 18 - Quiz

Wat is het symbool voor magnesium?
A
M
B
Ma
C
Mg
D
Ms

Slide 19 - Quiz

Welke stof wordt aangegeven met het symbool Na
A
Natrium
B
Stikstof
C
Nobelium
D
Neon

Slide 20 - Quiz

Wat is het coëfficiënt van 6 O2?
A
6
B
1
C
0
D
2

Slide 21 - Quiz

Wat is de index van 6 O2?
A
6
B
1
C
0
D
2

Slide 22 - Quiz

Welke atoomsoort wordt weergegeven met het symbool C?
A
calcium
B
chloor
C
koolstof
D
koper

Slide 23 - Quiz

Wat is de molecuulformule van ammoniak?
A
NH3
B
C4H10
C
CH3OH
D
C6H12O6

Slide 24 - Quiz

Geef de juiste molecuulformule van glucose.
A
C3H6O3
B
C6H12O6
C
C6H8O4
D
C12H22O11

Slide 25 - Quiz

Wat is de molecuulformule van methaan?
A
O2
B
H2O
C
CH4
D
CO2

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Welke getallen mag je aanpassen om een reactievergelijking kloppend te maken?
A
De coefficienten
B
De index
C
De coefficienten en de index
D
De coefficienten en de index van de producten

Slide 29 - Quiz

Wat moet er voor CO2 staan om de reactie kloppend te maken?

C6H12O6(s)+6O2(g)6H2O(g)+....CO2(g)
A
12
B
6
C
3
D
4

Slide 30 - Quiz

Welke coëfficiënten moet je invullen om de reactie kloppend te maken?

....P(s)+....Cl2....PCl5
A
1 - 2 - 5
B
2 - 5 - 2
C
2 - 2 - 5
D
1 - 5 - 2

Slide 31 - Quiz

Had je de reactievergelijkingen goed kloppend gemaakt?
A
Ja
B
Nee
C
Niet allemaal

Slide 32 - Quiz

Ik heb nog extra hulp nodig met reactievergelijkingen kloppend maken.
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video