W16 FA 3H les 24 Ch 5

Bienvenue 3H2
Semaine 16
Du 19 au 23 avril
Chapitre 5

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Bienvenue 3H2
Semaine 16
Du 19 au 23 avril
Chapitre 5

Slide 1 - Slide

La semaine dernière
  • Nous avons répété l'imparfait.
  • Vous avez fini bron E regarder.

Slide 2 - Slide

Cette semaine
  • Nous continuerons avec partie F écouter.
  • Nous ferons partie G verbes et partie I grammaire 

Slide 3 - Slide

Cette semaine
À la fin de cette semaine......
vous pouvez:
  • utiliser le verbe mettre.
  • utiliser les adjectifs qualificatifs.
  • comprendre une interview sur la radio.
vous savez :
  • du vocabulaire du sport en des hobbies.

Slide 4 - Slide

En classe
Chapitre 5 'Formidable'
livre de textes p. 61
livre d'exercices p. 21 

Partie F                  écouter             ex 23
Partie G                  les verbes       ex 26
Partie I                   grammaire      ex 31, 32a t/m c



Slide 5 - Slide

En classe
Chapitre 5 'Formidable'
livre de textes p. 61
livre d'exercices p. 23

Partie G                  les verbes       ex 26
Partie I                   grammaire      ex 31, 32a t/m c



Slide 6 - Slide

Mettre = vele betekenissen
Afhankelijk van de zin:
zetten                               - je mets la verre sur la table.
dekken                             - il met la table.
leggen                              - je mets mes livres sur le bureau.
aantrekken                     - aujourd'hui je mets une jupe.
erover doen                   - il met 30 minutes pour arriver au collège.
etc.

Slide 7 - Slide

Ex 26c)
  1. b
  2. d
  3.  e
  4. f
  5. c
  6. a

Slide 8 - Slide

Ex 26d)
  1. présent
  2. imparfait
  3. futur simple
  4. présent
  5. passé composé
  6. futur simple

Slide 9 - Slide

Ex 26e)
  1. Ik doe mijn handschoenen aan om te skiën. 
  2. Mijn moeder deed altijd een beetje parfum op.
  3. Zal jij suiker in je thee doen?
  4. Hij zet geld opzij.
  5. Sarah en Julien hebben hun sportschoenen aangedaan.
  6. Zullen jullie de concertkaartjes in je tas doen?

Slide 10 - Slide

Ex 26f)
  1. Nous avons mis
  2. Il mettra
  3. Ils mettaient
  4. Marc met
  5. Les élèves ont mis
  6. Sonia et Olivier mettent

Slide 11 - Slide

En classe
Chapitre 5 'Formidable'
livre de textes p. 64
livre d'exercices p. 24 & 25

Partie I                     grammaire           ex 31, 32a t/m c



Slide 12 - Slide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord

Doel: je kunt een bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plaats in de zin zetten.

  1. vorm
  2. plaats

Slide 13 - Slide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - vorm
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. ...., dan krijgt het bijv. naamw. ...:

enkv
meerv
mnl
-
+s
vrl
+e
+es

Slide 14 - Slide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -s, dan geen extra -s bij mnl meerv.
Un pull gris  => les pulls gris
  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -e, dan geen extra -e bij vrl enkv/meerv. 
Un pull rouge => une jupe rouge  => deux jupes rouges
  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -é, dan wel een extra -e bij vrl.
Mon pull préféré  => ma jupe préférée  => mes jupes préférées


Slide 15 - Slide

Réviser
Sommige vormen zijn onregelmatig:


mnl enkv
vrl enkv
mnl mv
vrl mv
-on
mignon
mignonne
mignons
mignonnes
-en
italien
italienne
italiens
italiennes
-eux
amoureux
amoureuse
amoureux
amoureuse
-f
actif
active
actifs
actives
-er
premier
première
premiers
premières

Slide 16 - Slide

Réviser
Sommigen zijn 
helemaal
onregelmatig:


mnl enkv
vrl enkv
mnl mv
vrl mv
beau
belle
beaux
belles
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
long
longue
longs
longues
vieux
vieille
vieux
vieilles
gros
grosse
gros
grosses
blanc
blanche
blancs
blanches

Slide 17 - Slide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - plaats
Het bijv. naamwoord staat meestal achter het zelfstandig naamwoord.
Le pull jaune    -  ma nourriture préférée   
De volgende bijv. naamwoorden komen voor het zelfstandig naamwoord:
(van boven naar beneden lezen)
jeune        grand         vieux        bon
joli             long             petit         mauvais
beau        nouveau    gros         haut        


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Réviser
Vertaal de volgende zinnen. Let op je bijvoeglijk naamwoord!

  1. Lucie heeft een Engelse vriendin.
  2. Ali woont in een groot, blauw huis.
  3. Wij hebben twee oude katten.
  4. Ik koop een mooie, lekkere taart.
  5. Zij draagt een nieuwe, rode jurk.

Slide 20 - Slide

Réviser
  • 1. Lucie heeft een Engelse vriendin.
  • Het bijv. naamwoord = Engelse  => anglais
  • Vorm: vriendin => vrl enkv. => + e
  • Plaats: niet in het rijtje, dus achter zelfst. naamwoord

  • Lucie a une copine anglaise.

Slide 21 - Slide

Réviser
  • 2. Ali woont in een groot, blauw huis.
  • Het bijv. naamwoord = groot & blauw  => grand & bleu
  • Vorm: huis => vrl enkv. => +e
  • Plaats: grand wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord
  • Plaats: bleu niet in het rijtje, dus achter zelfst. naamwoord

  • Ali habite dans une grande maison bleue.

Slide 22 - Slide

Réviser
  • 3. Wij hebben twee oude katten.
  • Het bijv. naamwoord = oude  => vieux
  • Vorm: katten => mnl mv => +s vieux is uitzondering van vorm 
  • Plaats: vieux wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord

  • Nous avons deux vieux chats.

Slide 23 - Slide

Réviser
  • 4. Ik koop een mooie, lekkere taart. 
  • Het bijv. naamwoord = mooie & lekkere  => beau & bon
  • Vorm: taart => mnl enkv => beau & bon zijn uitzondering van vorm 
  • Plaats: beau wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord
  • Plaats: bon wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord.

  • J'achète un beau, bon gâteau.

Slide 24 - Slide

Réviser
  • 5. Zij draagt een nieuwe, rode jurk.
  • Het bijv. naamwoord = nieuwe & rode  => nouveau & rouge
  • Vorm: jurk => vrl enkv => nouveau is uitzondering van vorm, rouge heeft al een -e op het einde.
  • Plaats: nouveau wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord
  • Plaats: rouge niet in het rijtje, dus achter zelfst. naamwoord.

  • Elle porte un nouvelle robe rouge.

Slide 25 - Slide

En classe
Chapitre 5 'Formidable'
livre de textes p. 64
livre d'exercices p. 24 & 25

Partie I                     grammaire           ex 31, 32a t/m c



Slide 26 - Slide

Les devoirs
Af: Mardi 11 mai
Faire: (Dit staat ook in je planner in de ELO van Grandes Lignes.)
Chap 5: ex 24, 25 en ligne
Apprendre
Vocabulaire A à F (p. 39 à 41)
à = tot en met
Het huiswerk maak je in je online werkboek en is af voor de eerste les van volgende week . Het wordt gecontroleerd!



Slide 27 - Slide

Leertips Vocabulaire
  • Leer je woordjes elke dag (10 min). Herhalen, herhalen, herhalen!
  • Begin met het doorlezen van de woordjes.
  • Vervolgens bedek je ze met een blaadje of je hand en overhoor je jezelf (mondeling).
  • Ken je alle woordjes?! Ga dan aan de slag via quizzlet, wrts of via Grandes Lignes online, etc. en overhoor jezelf.
  • Elke week krijg je er een nieuw stukje bij, blijf de eerdere stukjes wel herhalen!

Slide 28 - Slide