zww = zelfstandig werkwoord, een doewoord ->
fietsen, drinken, gapen, dromen, lopen. Altijd het belangrijkste werkwoord van een zin.
hww = hulpwerkwoord -> geven extra betekenis aan de zin, maar zijn niet het belangrijkste werkwoord. Als je meerdere werkwoorden hebt, is de persoonsvorm altijd hulpwerkwoord: Piet zou best eens willen dansen.
kww = koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen). Koppelt een eigenschap of toestand aan het onderwerp. Ook het belangrijkste werkwoord van de zin: Frits lijkt stoer.
Een zin heeft dus een kww of een zww als belangrijkste werkwoord. De zin kan verder meerdere hulpwerkwoorden hebben.