Meetonzekerheid en significantie

Hoofdstuk 1.4
Meetonzekerheid en significantie
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1.4
Meetonzekerheid en significantie

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Meetonzekerheid
3 soorten fouten:
toevallige fout
systematische fout
afleesfout

Slide 4 - Slide

toevallige fout
- willekeurige fout in apperaat
- op het verkeerde moment indrukken van bijv een stopwatch

Slide 5 - Slide

systematische fout
bijv een stroommeter die constant 0,05 A te hoog aan geeft...

kun je vaak zien doordat 0 niet 0 is...

of een meetlat die verkeerd is gemaakt...

100 centimeter op de lat is eigenlijk 101 centimeter

Slide 6 - Slide

afleesfout
fout in het aflezen doordat je er bijvoorbeeld niet recht voor staat...

Slide 7 - Slide

regels aflezen (analoog)
  • aflezen op 1/10-deel van de maatverdeling
  • de 'fout' is ook 1/10 deel


Slide 8 - Slide

voorbeeld aflezen
bijv op je geodriehoek:
de maatverdeling is in mm:
aflezen op 1/10-mm
de fout is 1/10-mm

voorbeeld uitkomst: 7,16±0,01 cm

Slide 9 - Slide

Hoe lang is het plankje?
A
6,8±0,1 cm
B
7±1 cm
C
6,82±0,01 cm
D
6,8±0,01 cm

Slide 10 - Quiz

Hoeveel water zit er in deze maatcilinder?
A
5,0±0,1 ml
B
5,00±0,01 ml
C
4,8±0,1 ml
D
4,83±0,01 ml

Slide 11 - Quiz

Significantie
De significantie zegt iets over de nauwkeurigheid van de meting

omdat metingen nooit helemaal precies (kunnen) zijn gaan we ook niet doen alsof en willen we graag weten hoe nauwkeurig het wel is.

Slide 12 - Slide

Wat zegt meer over de nauwkeurigheid...
A
het aantal cijfers
B
het aantal cijfers achter de komma

Slide 13 - Quiz

regels voor significantie
Het aantal cijfers is belangrijk!
0-en vooraan tellen niet mee
0-en achteraan wel

telwaarden en constanten tellen niet mee, 
alleen MEETWAARDEN

Slide 14 - Slide

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
34,5
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
0,023
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
56,00
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Uit hoeveel significante cijfers bestaat
1,20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

2,3103
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

0,0189102
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Uit hoeveel significante cijfers bestaat

1,50101
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

Bijzondere gevallen
1/3 heeft een oneindige significantie, nooit mee antwoorden dus

10^2 heeft een significantie van 0, 
als dit 1 van de meetwaarden is dan ook anwoorden met orde van grootte

Slide 22 - Slide

Rekenen met significantie
Bij vermenigvuldigen en delen heeft het antwoord net zoveel significante cijfers als het kleinste aantal bij de meetwaarden

bijvoorbeeld:
2,5*4,78=11,95=12
2,5 bestaat uit 2 cijfers dus het antwoord ook afronden op 2 cijfers

Slide 23 - Slide

reken uit met behoud van significantie:
3,4*2,1=
A
7
B
7,1
C
7,14
D
7,140

Slide 24 - Quiz

reken uit met behoud van significantie
12*56,4
A
676,8
B
677
C
6,768*10^2
D
6,8*10^2

Slide 25 - Quiz

reken uit met behoud van significantie
12,6/4,2
A
3
B
3,0
C
3,00
D
3,0000

Slide 26 - Quiz

rekenen met significantie II
Bij het optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen.

Het antwoord heeft net zoveel decimalen als de meetwaarde met het minst aantal decimalen.

bijvoorbeeld: 5,78+6,9=12,68=12,7 (1 decimaal)

Slide 27 - Slide

reken uit met behoud van significantie
4,29+2,5=
A
6,7
B
6,8
C
6,79
D
6,80

Slide 28 - Quiz

reken uit met behoud van significantie
14,84+5,16
A
20
B
20,0
C
20,00
D
2,0*10^1

Slide 29 - Quiz

Let op!
Laatste vraag is lastig maar belangrijk!

eerst de opgave uitrekenen
dan de juiste significantie
dan eventueel in de wetenschappelijke notatie maar niet meer de significantie veranderen!

Slide 30 - Slide