Bijvoeglijk naamwoord
1 / 22
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Een ............. lokaal
A
Net
B
Nette
C
Netten
Slide 4 - Quiz
Een ........ boom
A
hoog
B
hoge
C
hogen
Slide 5 - Quiz
Een ........ band
A
lek
B
lekke
C
lekken
Slide 6 - Quiz
Een .......... hoedje
A
papier
B
papiere
C
papieren
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
De ........ hond
A
braaf
B
brave
C
braven
Slide 10 - Quiz
een ........... kind
A
vreemd
B
vreemde
C
vreemden
Slide 11 - Quiz
een .......... plaatje
A
stom
B
stomme
C
stommen
Slide 12 - Quiz
Een ............ ei
A
goud
B
goude
C
gouden
Slide 13 - Quiz
Een ........... doos
A
karton
B
kartonne
C
kartonnen
Slide 14 - Quiz
Een ........... hondje
A
lief
B
lieve
C
lieven
Slide 15 - Quiz
Het ............. schilderij
A
mooi
B
mooie
C
mooien
Slide 16 - Quiz
De ........ fles
A
plastic
B
plastice
C
plasticen
Slide 17 - Quiz
Een .......... gebakje
A
lekker
B
lekkere
C
lekkeren
Slide 18 - Quiz
Een ........ spel
A
snel
B
snelle
C
snellen
Slide 19 - Quiz
Een ........... medaille
A
zilver
B
zilvere
C
zilveren
Slide 20 - Quiz
1. Een ........... kantoor
2. Het ............... kantoor
2. Het ............... kantoor
A
1. schone, 2. schoon
B
1. schoon, 2. schone
C
1. schone, 2. schonen
D
1. schonen, 2. schone
Slide 21 - Quiz
Een ........ discipline
Een ............. discipline
Een ............. discipline
A
ijzeren, goeden
B
ijzer, goed
C
ijzere, goede
D
ijzeren, goede
