Oefentoets OP

Oefentoets OP
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefentoets OP

Slide 1 - Slide


De periode vanaf de tweede tot de achtste week in de zwangerschap noemt men de:

A
Prenatale fase
B
Conceptiefase
C
Embryonale fase
D
Foetalefase

Slide 2 - Quiz


Wat wordt niet gemeten door middel van de Apgar-score?


A
Spierspanning
B
Huidskleur
C
Volgbeweging ogen
D
Reactie op prikkels

Slide 3 - Quiz


Het hoofd van een pasgeboren baby is ongeveer ¼ deel van zijn totale lichaamslengte
Daarnaast heeft hij bijna geen nek en verhoudingsgewijs erg korte benen.
Is deze stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Frits (15 maanden) ontdekt dat hij de kastdeur kan
openen door aan het
sleuteltje te draaien. Hij is erg verbaasd en blij. Dit is een vorm van:


A
Herhalingsleren
B
Ervaringsleren
C
Symboolbewustzijn
D
Imiterend leren

Slide 5 - Quiz


Temperament is de aangeboren en
aangeleerde manier waarop iemand reageert op bepaalde omstandigheden

A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Job is een peuter van 3,5 jaar. Wanneer zijn moeder zijn lego opruimt, begint hij te huilen. De
poppetjes krijgen hoofdpijn als ze onder in de doos liggen’’, zegt hij. Het toekennen van menselijke eigenschappen aan levenloze dingen noemt men:


A
Magisch denken
B
Concreet denken
C
Animistisch denken

Slide 7 - Quiz

Kleuters zijn over het algemeen nieuwsgierig en willen graag iets leren en kunnen. Dit komt omdat zij beschikken over een:

A
Exploratiedrang
B
Intrinsieke motivatie
C
Taakgericht bezig zijn
D
extrinsieke motivatie

Slide 8 - Quiz

Amal haar vriendinnen pesten Emma erg vaak tijdens de pauze op school. Ze gooien haar eten weg en roepen dat ze dom is. Hoewel Amal dit erg zielig vindt voor Eva, durft zij niet tegen haar vriendinnen in te gaan. Ze is bang dat zij haar dan ook zullen gaan pesten. Het gedrag van Amal is een goed voorbeeld van:


A
Conformisme
B
Zoeken naar eigen identiteit
C
Compensatiegedrag
D
Realiteitsdenken

Slide 9 - Quiz

Welk thema staat niet centraal bij de seksuele ontwikkeling van een kleuter?

A
Typisch jongens-meisjes gedrag vertonen
B
Nieuwsgierigheid naar geslachtsdelen
C
Alleen willen spelen met kinderen van eigen geslacht
D
De ouder als belangrijkste identificatiefiguur zien

Slide 10 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de ontwikkeling van het innerlijk geweten bij een kleuter?


A
De kleuter weet dat hij een eigen persoon is
B
Ontwikkelen van schuld en schaamtegevoelens
C
Ontwikkelen eigen normen en waarden
D
Ontwikkelen eigen identiteit

Slide 11 - Quiz

Op welke leeftijd is een peuter zindelijk? (gemiddeld)
A
3 jaar
B
4 jaar
C
1,5 jaar
D
2,5 jaar

Slide 12 - Quiz

Welke 3 voorwaarden zijn belangrijk bij een veilige hechting?
A
Er zijn maar een paar mensen betrokken bij de opvoeding
B
Er moet sprake zijn van responsief gedrag van de opvoeders
C
Het kind moet veel onder de mensen zijn
D
Opvoeders moeten voorspelbaar zijn in hun reageren

Slide 13 - Quiz

Wat is het gemiddelde gewicht en lengte bij een peuter?
A
1 meter en 18 kg
B
1.20 en 20 kg
C
1.40 22 kg
D
80 centimeter 15 kg

Slide 14 - Quiz

Koppigheid van een peuter komt naar voren in:
2 antwoorden mogelijk

A
Gillen en schreeuwen
B
Zich verzetten tegen wat andere willen
C
Altijd geholpen willen worden
D
Alles zelf willen doen

Slide 15 - Quiz

De handvoorkeur ontwikkelt zich in de kleutertijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Gemiddeld is een 6 jarig schoolkind
A
1.20 16 kg
B
1.40 20kg
C
1.20 20 kg
D
1.40 18 kg

Slide 17 - Quiz

Obesitas is
A
Overgewicht
B
Extreem overgewicht
C
Extreem en ernstig overgewicht
D
Ondervoeding

Slide 18 - Quiz

Bij kleuren/ tekenen wordt de fijne motoriek gestimuleerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Het schoolkind leert op de basisschool
A
Lezen, schrijven en rekenen
B
Dictee, spelling, wiskunde
C
Rekenen, taal en schrijven
D
Lezen, schrijven en aardrijkskunde

Slide 20 - Quiz

Leergeschiktheid hangt af van?
3 antwoorden zijn juist
A
Sociale milieu
B
Persoonlijkheid van het kind
C
De buurt waar hij/ zij is opgegroeid
D
Het intellectuele vermogen

Slide 21 - Quiz

Pesten en plagen zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide