Basis 3- chapter 5- 8 feb

1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Stone 9 
blz/82 tekstboek
Zo praat je over gebruiken

Slide 2 - Slide

blz 32 wb

Slide 3 - Slide

blz 33 wb

Slide 4 - Slide

Grammar 10
Present simple, present continuous and future tense

Slide 5 - Slide

tegenwoordige tijd, duurvorm tegenwoordige tijd en toekomende tijd
tegenwoordige tijd (present simple)
duurvorm tegenwoordige tijd (present continuous)
toekomende tijd (future) 1
toekomende tijd (future) 2
HOE?
hele werkwoord
he/she/it: SHIT regel, s achter het werkwoord

I work every day
she works every day
am, are of is + werkwoord + ing

I am working now
she is working now
they are working now
am, are of is + going to + werkwoord

I'm going to have lunch at my grandma's.


will of shall + werkwoord

I will help you with that.

Shall I help you with that?
WANNEER?
als iets een gewoonte of een feit is, als het volgens  een schema is
als iets NU aan de gang is
als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is

bij voorspellingen waar je bewijs voor hebt
om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigen en besluiten

bij voorspellingen waar je GEEN bewijs voor hebt
WOORDEN?
always, sometimes, never, every year, etc.
at the moment, now
plan, "I'm sure", I'm certain"
"I think", "probably', "I promise" 

Slide 6 - Slide

kies tussen present simple, present continuous en future:

I ... now, can you come back later?
A
work
B
am working
C
am going to work
D
will work

Slide 7 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

She ... always late.
A
is
B
is being
C
is going to be
D
will be

Slide 8 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

I can hear the phone ringing, I ... it.
A
get
B
am getting
C
am going to get
D
will get

Slide 9 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

If I don't leave in five minutes, I ... my bus.
A
miss
B
am missing
C
am going to miss
D
will miss

Slide 10 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

We ... our friends at the swimming pool at 3 pm.
A
meet
B
are meeting
C
are going to meet
D
will meet

Slide 11 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

Ann ... 15 next weekend.
A
turns
B
is turning
C
is going to turn
D
will turn

Slide 12 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

It's a known fact that a newborn panda ... as little as a tea cup.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 13 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

It's a known fact that a newborn panda ... as little as a tea cup.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 14 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

Shirley and Tristan ... a film right now
A
watch
B
are watching
C
are going to watch
D
will watch

Slide 15 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

Did you know that honey bees ... by dancing?
A
communicate
B
are communicating
C
are going to communicate
D
will communicate

Slide 16 - Quiz

kies tussen present simple, present continuous en future:

He always ... the bus to school
A
takes
B
is taking
C
are going to take
D
will take

Slide 17 - Quiz

blz/35 wb

Slide 18 - Slide

blz 36 wb

Slide 19 - Slide

Stone 10 p. 82
zo uit je gevoelens over een land

Slide 20 - Slide

Ex. 20-22
blz/39-40 wb

Slide 21 - Slide

Aim
By the end of this lesson I will have practiced reading
Vivid Sydney (p. 80 tb)
By the end of this lesson, I will have learned about quantifires.



Slide 22 - Slide

Reading
Read Vivid Sydney on page 80-81 tb
Do ex: 18-19 
blz/38-39 wb

Slide 23 - Slide

Grammar 11
Much, many, few, a few, little and a little

Slide 24 - Slide

Much, many, lots of, a lot of, (a) little, (a) few
much
veel; gebruik je als iets niet telbaar is, bijvoorbeeld "air"
many
veel, gebruik je als iets telbaar is, bijvoorbeeld "people"
a lot of
veel, kan je altijd gebruiken
lots of
veel, kan je altijd gebruiken
a little
een beetje; gebruik je als iets niet telbaar is, bijvoorbeeld "grass"
a few
een beetje, gebruik je als iets telbaar is, bijvoorbeeld "houses"
little
weinig, gebruik je als iets niet telbaar is, bijvoorbeeld "love"
few
weinig, gebruik je als iets telbaar is, bijvoorbeeld "questions"

Slide 25 - Slide

Kies het juiste antwoord:

I don't have ... time.
A
much
B
many

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

We need ... matches (lucifers).
A
much
B
many

Slide 27 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

We also need ... pans.
A
much
B
many

Slide 28 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

Make sure you buy ... rolls of toilet paper.
A
a few
B
a little

Slide 29 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

I only had ... money left in my wallet.
A
a few
B
a little

Slide 30 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

... people go camping properly prepared.
A
Few
B
Little

Slide 31 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

It takes ... trips to become a real camper.
A
a lot of
B
much

Slide 32 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

Buy as ... items as you think we'll need.
A
many
B
much

Slide 33 - Quiz

Ex: 24-25
blz 41-42

Slide 34 - Slide