Dagbesteding les 4

Dagbesteding
les 4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dagbesteding
les 4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Dagbesteding


Thema 1 Dagbesteding
Hoofdstuk 2 De betekenis van dagbesteding voor de cliënt
Paragraaf 2.3 en 2.4

Leerdoelen:
- De student weet hoe de ontwikkelingsfasen en ontwikkelingstaken van de mens centraal staat bij dagbesteding. 
- De student weet wat structuur is en hoe dit toegepast kan worden in de praktijk.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

les agenda 
  • Terugblik vorige les
  • Behandelen theorie
  • Theorie zelfstandig doornemen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het verschil tussen actieve en passieve participatie gaat over de inzet die het van
de cliënt vraagt om deel te nemen.
A
👍
B
👎

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Noem een voorbeeld van een groep mensen uit de samenleving die aan emancipatie doen/gedaan hebben.
timer
1:00

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Sociale inclusie betekent de insluiting in de samenleving van ouderen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten
A
👍
B
👎

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Op welke manieren kun je iemand betrekken bij sociale inclusie?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

De sociale inclusie samenleving
Je kunt mensen betrekken door: 
- cliëntgericht; wie is hij en in welke ontwikkelingsfase zit hij?
-te kijken naar de ervaringen;  
- te kijken naar behoeften
- te kijken naar zin en zingeving; 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Ontwikkelingsfasen
Mensenlevens kun je indelen in ontwikkelingsfasen: 
Baby
Peuter
Kleuter
Kind
Puber
Adolescentie
Volwassenheid
Ouderen
Elke fase kun je koppelen aan ontwikkelingstaken. 

Om beter te begrijpen hoe je vanuit verschillende ontwikkelingsfasen kunt aansluiten, moet je je verdiepen in de bijbehorende ontwikkelingstaken.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ontwikkelingstaken
Adolescentie: belangrijk is de eigen verantwoordelijkheid en het daarop aangesproken worden. 

Volwassenheid: een bijdrage leveren aan het welzijn en voortbestaan van de maatschappij. 

Ouderen: Lars Tornstam (1997, Zweedse gerontoloog) stelt dat ouderen  op deze leeftijd de gebeurtenissen in hun leven meer filosofisch en beschouwend benaderen. 



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

timer
1:00
Wat is volgens jou structuur?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Structuur
Structuur = een ordening van de dingen in de wereld om je heen, een patroon. De manier waarop dingen steeds gebeuren. 

Structureren = is het programma zo duidelijk maken dat de cliënt er zelf wat mee kan doen, het zelf ook kan eigen maken. 




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je volgens jou structuur bieden als begeleider binnen dagbesteding?
timer
1:30

Slide 13 - Open question

Veilige leefruimte, geen chaos, vaste dagindeling, vaste begeleiders (op dagen), vaste regels, vaste gewoonten, niet teveel regels, consequent zijn in het hanteren van grenzen, communiceren etc., 
Structureren in de leefomgeving
--> aan de ruimte en de organisatie van de dagbesteding. 

  • Ruimtelijke structuur: o.a.biedt een rust plek aan, spullen op vaste plek, wat afleidt verwijderen.

  • Sociale structuur: o.a. welke regels zijn er,geef positieve consequenties bij goed gedrag, maak regels visueel, niet teveel. 
  • Tijdstructuur: o.a.  zorg voor een dagorde, geef het vorm met picto's, gebruik een time-timer

  • Materiële structuur: o.a. kies de juiste materialen, controleer ze op veiligheid/aantrekkelijkheid, markeer het materiaal met kleuren, leg uit waarvoor het bedoeld is. 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Structuur tijdens de dagbesteding
--> tijdens de activiteit

  • Programmastructuur:  o.a.  mogelijkheden en wensen inventariseren, kort en bondig bespreken, veranderingen doorgeven. 
  • De structuur in bijzondere situaties: welke situaties kunnen gevaarlijk zijn, hoe deze te voorkomen? 
  • De spelstructuur: o.a. kijk wat iemand aankan en jouw rol hierbij.
  • De tafelstructuur: o.a. duidelijk begin en einde, hoeveelheid voorwerpen om zich heen.
  • Taakstructuur: o.a. duidelijkheid, korte opdrachten
  • Taalstructuur: o.a. taalgebruik, verbaal en non-verbaal 
  • Fysieke structuur: o.a. niet in discussie gaan bij een conflict, time-out aanbieden. 


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Voor de volgende keer:

Oefenopdracht 1: -->

Neem door uit je boek:
3.1, 3.2 en 3.3. 






Slide 16 - Slide

This item has no instructions