5.7 Bijwoordelijke bepaling (1-4-5-6)

5.7 bijwoordelijke bepaling
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

5.7 bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Leerdoelen:
  • Heb ik de bijwoordelijke bepaling nog eens herhaald.
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling aanwijzen in de zin. 

Slide 2 - Slide

Herhaling ontleden  tekens van Paardenkoper
pv: maak de zin vragend (   )
wwg: alle werkwoorden uit de zin {    }
ond: wie / wat + wwg (    ) 
lv: wie / wat  + wwg + onderwep  _________________
mv: aan of voor wie/ wat + wwg + onderwerp + lijdend voorwerp =========
bwb: alles wat overblijft   _____________________
splitsbare werkwoorden: belde [op]         schenkt [in]
woorden met te: [te vissen]    [te slapen]                        

 v                       v

Slide 3 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 4 - Slide

Welke vra(a)g(en) stel je om de bijwoordelijke bepaling te vinden?
  • waar
  • wanneer
  • hoe
  • hoeveel
  • waarom
  • waarheen
  • waardoor
  • waarmee 

Slide 5 - Slide

Extra info
  • In een enkelvoudige zin kan maar 1 onderwerp, gezegde, lijdend of meewerkend voorwerp staan, maar er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in voorkomen. 
  • Een bijwoordelijke bepaling die uit een aantal woorden bestaat, begint vaak met een voorzetsel.
  • Ook zinsdelen die geen duidelijke vraag beantwoorden, zoals niet, misschien, toch en hopelijk kunnen bijwoordelijke bepalingen zijn.

Slide 6 - Slide

Extra info

Slide 7 - Slide

Ontleed onderstaande zinnen volgens de tekens van Paardenkoper. 
Tijdens  de  wedstrijd  heeft  Luuk  zijn  enkel  lelijk  verstuikt. 


Over  een  paar  weken  komt  hij  gelukkig  weer  thuis. 

Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
nooit
heb
gewonnen.
met de andere quizzen

Slide 9 - Drag question

Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
mijn huiswerk
heb
af.
bijna altijd

Slide 10 - Drag question

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 11 - Drag question

In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan, maar het kan ook zo zijn dat er geen bijwoordelijke bepaling in de zin staat.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Rico : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
hebben.

Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 13 - Quiz

huiswerk
Opdracht 1 met tekens van Paardenkoper
opdracht 4 & 5 in je schrift
opdracht 6 in je boek

blz 114 tm 116


Slide 14 - Slide