Grammaire chapitre 1

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Wat ga je leren? 

• Kunnen zeggen dat je ergens bent geweest
• Passé composé 
• Landen en voorzetsels

J'ai été en France, nous avons visité Paris. On a fait un tour en ville.

Avoir (hebben)

• Altijd nodig om een passé composé te maken
  
• Rijtje moet je kunnen dromen!
  

Verbind de vervoegingen van avoir met het correcte onderwerp.

Je/J'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

avons

ont

a

as

avez

ai

De passé composé van 'faire'

De passé composé van 'avoir'

De passé composé van 'être' 

fait

été

eu

Voltooid deelwoord

werkwoord	voltooid deelwoord	vertaling	vb.
donner	donné	gegeven	j'ai donné (ik heb gegeven
faire	fait	gemaakt	j'ai fait (ik heb gemaakt)
avoir	eu	gehad	j'ai eu (ik heb gehad
aller	allé	gegaan	je suis allé

En français: ik ben geweest

1. Je suis été
2. J'ai été

En français: hij heeft gemaakt

1. Il a fait
2. Il a fairé

En français: wij hebben gepraat

1. Nous parlé
2. Nous avons parlons
3. Nous avons parlé
4. Nous parlons

En français: ik ben in Italië geweest.

Tu as été où?