4. Grammatica zinsdelen bijwoordelijke bepaling

Grammatica zinsdelen

Bijwoordelijke bepaling (bwb)


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen

Bijwoordelijke bepaling (bwb)


Slide 1 - Slide

Lesdoelen

1. Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is.
2. Je kunt een bijwoordelijke bepaling vinden in de zin.

Slide 2 - Slide

In welke volgorde ontleed je een zin?

Slide 3 - Open question

Noteer pv, ow, wg, lv en mv van de onderstaande zin.
Zit een zinsdeel niet in de zin? Zet een x

Straks zullen verschillende leerlingen naar hun kluisjes moeten lopen.

Slide 4 - Open question

Welke zinsdelen heb je niet benoemd?

Straks zullen verschillende leerlingen naar hun kluisjes moeten lopen.

Slide 5 - Open question

Waar geeft 'straks' antwoord op?

Slide 6 - Mind map

Waar geeft 'naar hun kluisjes'
antwoord op?

Slide 7 - Mind map

Noteer pv, ow, wg, lv en mv van de onderstaande zin.
Zit een zinsdeel niet in de zin? Zet een x

Met Mayke heb ik een lekker ijsje gegeten bij de ijssalon.

Slide 8 - Open question

Welke zinsdelen heb je niet benoemd?

Met Mayke heb ik een lekker ijsje gegeten bij de ijssalon.

Slide 9 - Open question

Waar geeft 'met Mayke'
antwoord op?

Slide 10 - Mind map

Waar heeft 'bij de ijssalon'
antwoord op?

Slide 11 - Mind map

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: Hoe? Waar? Wanneer? Waarom? Met wie? Door wie? enz.

- Bijwoordelijke bepalingen zijn zinsdelen die je overhoudt als je alle andere zinsdelen hebt benoemd.

- De vraagwoorden hoe, waar, wanneer, waarom enz. zijn zelf ook bijwoordelijke bepaling.




Slide 12 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan.

- In een zin kunnen ook geen bijwoordelijke bepalingen staan. 

- Woorden als niet, nooit, geen, misschien, soms enz. zijn altijd bijwoordelijke bepaling.

Slide 13 - Slide

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Volgende week donderdag geeft de taxichauffeur de reizigers korting.

Slide 14 - Open question

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Voorheen verzamelde onze leraar oude lp’s voor zijn moeder.​

Slide 15 - Open question

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Van zijn laatste geld kocht de verliefde jongen gisteren een roos voor zijn verloofde in de supermarkt.


Slide 16 - Open question

Benoem de bijwoordelijke bepaling(en)

Mijn moeder heeft alle shirts van ons elftal gewassen.

Slide 17 - Open question

Huiswerk

Leren blz. 3, 4, 5, 6, 8, 12
Maken opdr. 1, 2, 3, 4 blz. 13 t/m 17


Slide 18 - Slide