Herhaling h3.1-3.2-3.3 Tijd voor geschiedenis

H3 Tijd van Ridders en Monniken
Herhalen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisBasisschoolGroep 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3 Tijd van Ridders en Monniken
Herhalen

Slide 1 - Slide

let op, druk snel!
Herhalen

Slide 2 - Slide

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
Sleep de iconen naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 3 - Drag question

Welke twee legendes zijn er over Bonifatius?
A
Hij hakte de heilige eik van de Friezen om en doopte bijna koning Radbout
B
Hij deed het beter dan Willibrord in Friesland en doopte bijna koning Radbout
C
Hij hakte de heilige eik van de Friezen om en werd aartsbisschop van Utrecht.
D
Hij hakte de heilige eik van de Friezen om en hij vermoorde iedereen die geen christen wilde worden.

Slide 4 - Quiz

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 5 - Quiz

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 6 - Drag question

Uit de vorige les: Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 7 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Klaas, een vrije boer met een lange baard.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 8 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Leo, de bisschop van Aken.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 9 - Quiz

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 10 - Drag question


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Toestemming vragen om te mogen trouwen
A
leenman
B
horige

Slide 11 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
leenman
B
horige

Slide 12 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 13 - Quiz


Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. 

➤Waarom was dat zo? 
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 14 - Quiz

Domeinen waren zelfvoorzienend
(= alles wat nodig was, werd op het domein gemaakt)
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quiz

Wat is een domein?
A
Kasteel van de leenheer
B
Land waar de boeren wonen, vlakbij het grote huis van de heer.
C
Al het gebied van Karel de Grote
D
Landgoed dat wordt bewerkt volgens het hofstelsel.

Slide 16 - Quiz

Wie was de belangrijkste koning in de Middeleeuwen?

Slide 17 - Open question