Grammatica persoonlijke vnw en zinnen
Zinnen en persoonlijke vnw
Waarom is het hij en niet hem?
Waarom is het haar en niet zij?
En het, kan dat ook iets anders zijn?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 21 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Zinnen en persoonlijke vnw
Waarom is het hij en niet hem?
Waarom is het haar en niet zij?
En het, kan dat ook iets anders zijn?
Slide 1 - Slide
Zinnen en persoonlijke vnw
Hij heeft het haar gegeven.
Als onderwerp
Als lijdend voorwerp
Als meewerkend voorwerp
Slide 2 - Slide
Wat moet je hiervoor kennen?
1.
2.
3.
4.
Slide 3 - Slide
Wat moet je hiervoor kennen?
1. De persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
2. Of het om een onderwerp/lijdend voorwerp/meewerkend
voorwerp gaat
3. Voorzetsels die bepalen of het persoonlijke voornaamwoord
meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp gaat
4. Naast de informatie kennen, de informatie toepassen
Slide 4 - Slide
Alle Grammatik Personalpronomen und Präpositionen.
Alle grammatica persoonlijke vnw en de voorzetsels.
Nominativ/1. Dativ/3. Akkusativ/4.
onderwerp meewerkend vw lijden vw
du dir dich
er ihm ihn
sie ihr sie
es ihm es
wir uns uns
ihr euch euch
sie ihnen sie
Sie Ihnen Sie
4.
durch für gegen ohne um bis
3.
aus bei mit nach seit von zu
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
Slide 5 - Slide
Alle Grammatik Personalpronomen und Präpositionen.
Alle grammatica persoonlijke vnw en de voorzetsels.
Nominativ/1. Dativ/3. Akkusativ/4.
onderwerp meewerkend vw lijden vw
du dir dich
er ihm ihn
sie ihr sie
es ihm es
wir uns uns
ihr euch euch
sie ihnen sie
Sie Ihnen Sie
4.
durch für gegen ohne um bis
3.
aus bei mit nach seit von zu
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij (mv)
U
Eind van de week kennen!!
Slide 6 - Slide
Wat is wat?
Peter heeft zijn zus de chocolade gegeven!
Dus?
1 onderwerp
4 lijdendvoorwerp
3 meewerkend voorwerp
Slide 7 - Slide
einde 1e les
Slide 8 - Slide
Stappenplan (Hink -Stap) Sprong
ontleden =>
wie/wat + alle ww =1. = Nominativ = onderwerp
wie/wat + alle ww + onderwerp =4. = Akkusativ = lijdend vw
aan/voor wie/wat + alle ww + ond. + lijdvw =3. = Dativ = meew.vw
komt nog (Het huis van mijn vader) =2. = Genitiv = genitiv
Slide 9 - Slide
Stappenplan (Hink -Stap) Sprong
Zodra er voorzetsels in een zin staan!
3. = Dativ = meewerkendvoorwerp
aus bei mit nach seit von zu
4. = Akkusativ = lijdendvoorwerp
durch für gegen ohne um bis
Slide 10 - Slide
Nog een voorbeeldzin (wat is makkelijker NL of DE)
Erich en Paula hebben met hun dochter vakantie gevierd.
Dus?
Slide 11 - Slide
Nog een voorbeeldzin (wat is makkelijker NL of DE)
Erich en Paula hebben met een dochter vakantie gevierd.
Dus?
1 Vertaal en denk om alle tot nu toe geleerde grammatica
2 Vervang alle personen en zelfstandige nw in een pers.vnw
3 Zijn er verschillen? Zo ja, welke?!
Slide 12 - Slide
Stapje verder
Mijn moeder heeft voor mijn zus een bosje bloemen meegenomen. (=Blumenstrauß = bosje bloemen = die Blumen, der Strauß)
Jij hebt met je vriendin door de regen voor je vriend zonder geld een cadeau gekocht. (even een lastige)
Slide 13 - Slide
nog een zin
Mijn broer gaat met zijn vrouw naar zijn ouders.
Slide 14 - Slide
Componenten voor een goede zin!
* woorden, Begint met een hoofdletter
Eindigt met een punt, uitroepteken of vraagteken
* opbouw, woordvolgorde => zie NL
* Der-Gruppe/Ein-Gruppe
* Voorzetsels
* Regels m/w/s/Mz
* ontleden => zie NL (alleen ond., lijdendvw, en meewerkendvw)
Slide 15 - Slide
Start
Mijn moeder heeft een zus.
Slide 16 - Slide
Nog een stapje verder
Mijn vader heeft met mijn broer voor mijn moeder een cadeau gehaald.
Slide 17 - Slide
Stappenplan Hink (Stap - Sprong)
1 Kennis van de rijtjes
Der-Gruppe
Ein-Gruppe
Persoonlijk vnw
Voorzetsels 3 en 4
Regels voor m/w/s/Mz
Slide 18 - Slide
Stappenplan (Hink -Stap) Sprong
Staat er voor het lidwoord met zelfstandig naamwoord een voorzetsel?
ja? => aus bei mit nach seit von zu => dan 3e = meewerkend vw
nee?
durch für gegen ohne um entlang bis? => 4e = lijd.vw
nee?
komt nog
nee?=> ontleden => wie/wat + alle ww =1e ofwel onderwerp
wie/wat + alle ww + onderwerp =4e ofwel lijdend vw
aan/voor wie/wat + alle ww + ond. + lijdvw =3e meew.vw
Slide 19 - Slide
Aanpak?
Hoe ga je ervoor zorgen dat je nu goede zinnen zelf kunt maken?
Slide 20 - Slide
Text auf Deutsch, was stimmt nicht?
Der Bruder meiner Freundin geht in die siebte Klasse.
Er heißt Simon und ist neun Jahre alt.
Er ist in den Niederlanden geboren.
Er geht mit mir in der selben Schule / die selbe Schule.
Am (An dem) Sonntag kochen wir bei meinem Onkel / ihm.
Dafür fahren wir 30 Minuten mit dem Auto/ ihm durch die Stadt/ sie.
