El futuro inmediato

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Lesdoel

Na deze les weet je wat de futuro inmediato is en hoe je deze gebruikt.

El futuro inmediato

Met de futuro inmediato geef je aan wat je gaat doen. Dit doe je met een vorm van het werkwoord IR + a + hele werkwoord.

In het Nederlands: Ik ga eten.

In het Spaans: Voy a comer.

Wij gaan eten. Vamos a comer.

Ik ga

jij gaat

hij/zij/u

gaat

wij gaan

jullie gaan

zij gaan

vas

voy

vamos

va

van

vais

Jij gaat slapen.

1. vas dormir
2. va a dormir
3. voy dormir
4. vas a dormir

Ik ga iets drinken

1. voy a comer algo
2. voy a tomar algo
3. voy a necesitar algo
4. voy a costar algo

Wij gaan winkelen.

Jullie gaan een rok kopen.

Zij gaan de trui betalen.

Jullie portemonnee. (p.67 laatste blokje 5.3)

1. vuestra colección
2. nuestro monedero
3. vuestro monedero
4. su bufanda

Mijn tas. (p.67 5.2 eerste blokje)

Hun horloges. (p.67 5.3 laatste blokje)

Onze sokken. (p.67 5.2 eerste blokje)

Welk getal hoor je hier?

Welk getal hoor je hier?

Welk getal hoor je hier?

Welk getal hoor je hier?

Bedenk zelf een zin waaruit blijkt dat je de futuro inmediato begrepen hebt.