Voor- en achtervoegsel

Voorvoegsel en achtervoegsel
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5-7

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Voorvoegsel en achtervoegsel

Slide 1 - Slide

Grondwoord

Slide 2 - Slide

We gaan eerst aan de slag met het voorvoegsel en daarna met het achtervoegsel.

Slide 3 - Slide

Voorvoegsel

Slide 4 - Slide

Voorvoegsel
Het voorvoegsel is een deel van het woord dat:
- 'niets' betekent
- 'ge-', 'be-', 'ver-', 'on-' en '-ont'

Slide 5 - Slide

Woorden die beginnen met het 'ge'.

Slide 6 - Open question

Woorden die beginnen met het 'be'.

Slide 7 - Open question

Woorden die beginnen met het 'ver'.

Slide 8 - Open question

Woorden die beginnen met het 'on'.

Slide 9 - Open question

Woorden die beginnen met het 'ont'.

Slide 10 - Open question

Achtervoegsel

Slide 11 - Slide

Achtervoegsel
Ook het achtervoegsel heeft 'geen' betekenis.
-ing

Slide 12 - Slide

Woorden die eindingen op 'ing'.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Maak een nieuw woord. Gebruik het achtervoegsel '-ing'.

teken         Mijn broer maakt een mooie __________________________.
bots            De bestuurder lette niet op, nu is er een ______________.
wandel       Iedere zondag maak ik een __________________________.

Slide 15 - Slide