Werkwoorden Lowan Familie en Vrienden

Werkwoorden

Lowan Familie en Vrienden

T. Terlouw
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden

Lowan Familie en Vrienden

T. Terlouw

Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 2 - Slide

Een werkwoord is een woord dat zegt wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.

Slide 3 - Slide

Wat doen zij? 

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Kijk



Ik
kijk
Jij
kijkt
Hij/zij
kijkt
Jullie
kijken
Wij
kijken

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Luisteren



Ik
luister
Jij
luistert
Hij/zij
luistert
Jullie
luisteren
Wij
luisteren

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Heten

Ik
Jij
heet
Hij/zij
Jullie
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord
ik .... meneer Terlouw

Slide 8 - Slide

Lopen

Ik
...
Jij
loopt
Hij/zij
loopt
Jullie
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 9 - Slide

Hebben

Ik
Heb
Jij
heb...
Hij/zij
He...
Jullie
hebben
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 10 - Slide

Zijn

Ik
Ben
Jij
Hij/zij
Jullie
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 11 - Slide

Gaan

Ik
ga
Jij
Hij/zij
Jullie
gaan
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 12 - Slide

Luisteren
Ik
Jij
Hij/zij
Jullie
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 13 - Slide

Tellen

Ik
Jij
Hij/zij
telt
Jullie
Wij
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 14 - Slide

Maken

Ik
maak
Jij
Hij/zij
Jullie
Wij
maken
Klaar? Probeer een zin te maken met het werkwoord

Slide 15 - Slide

Welke zinnen zijn er gemaakt?

Slide 16 - Slide

lopen

ik loop
jij ?
hij loopt
zij ?
wij lopen
jullie ?
zij ?
gaan

ik ga
jij gaat
hij ?
zij ?
wij gaan
jullie ?
zij ?

Slide 17 - Slide

luisteren

ik luister
jij luistert
hij ?
zij ?
wij ?
jullie luisteren
zij ?
maken

ik maak
jij maakt
hij ?
zij ?
wij maken
jullie ?
zij maken

Slide 18 - Slide

tellen

ik ?
jij ?
hij telt
zij telt
wij ?
jullie tellen
zij ?
hebben

ik heb
jij ?
hij ?
zij ?
wij hebben
jullie ?
zij 

Slide 19 - Slide

Kies A of B!

Slide 20 - Slide

ik
A
heb
B
heeft

Slide 21 - Quiz

ik
A
luistert
B
luister

Slide 22 - Quiz

ik
A
maken
B
maak

Slide 23 - Quiz

ik
A
ben
B
zijn

Slide 24 - Quiz

jij
A
telt
B
tel

Slide 25 - Quiz

jij
A
zijn
B
bent

Slide 26 - Quiz

jij
A
maakt
B
maak

Slide 27 - Quiz

wij
A
zijn
B
is

Slide 28 - Quiz

wij
A
heeft
B
hebben

Slide 29 - Quiz

jullie
A
gaat
B
gaan

Slide 30 - Quiz

jullie
A
lopen
B
loop

Slide 31 - Quiz

Opdracht bij de spinner:

Noem de juiste vorm van het werkwoord!

Slide 32 - Slide

Ik
hij/zij
jullie
wij

Slide 33 - Slide