01/9: tekstdoel, tekstsoort, onderwerp, hoofdgedachte, leesstrategie

Nederlands                                           M4
Leesvaardigheid





maandag 1 september
BS:

- democratische cultuur

- maatschappelijke vraagstukken

- diversiteitsbewustzijn
BV:
- leesvaardigheid

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands                                           M4
Leesvaardigheid





maandag 1 september
BS:

- democratische cultuur

- maatschappelijke vraagstukken

- diversiteitsbewustzijn
BV:
- leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst benoemen;

  • Je weet welk tekstdoel een tekst heeft;

  • Je weet welke tekstsoort bij welk tekstdoel hoort;

  • Je weet welke leesstrategie je wanneer gebruikt.

Slide 2 - Slide

deze les:
1. inleveren scan leesvaardigheid

2. lezen (voor de lijst) (15 minuten)
* Lourens: Jona
* Beau: Boy 7?

3. theorie leesvaardigheid

4. aan de slag

5. afronding + huiswerk ma 8 september

Slide 3 - Slide

lezen!
timer
15:00

Slide 4 - Slide

soorten teksten
1. informatieve teksten
2. betogende teksten
3. instructieve teksten
4. activerende teksten
5. amuserende teksten

Slide 5 - Slide

Noem de vijf tekstdoelen.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

weten

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoofdgedachte van de tekst
Om de hoofdgedachte te vinden in een tekst kun je de volgende vraag stellen:

  • Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?


Soms staat de hoofdgedachte in de inleiding, maar vaker in het slot.

Slide 14 - Slide

opdracht
Bekijk het filmpje. Schrijf het antwoord op van de volgende vragen:

1. Wat is het kijkdoel?
2. Wat is het onderwerp?
3. Wat is de hoofdgedachte?
4. Wat is de tekst (kijk)soort?
5. Met welke oplossingen komt Arjen Lubach?
6. Wat is jouw mening (+argumenten)?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is het doel van dit bord?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Wat wil de spreker bereiken met dit stukje?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Wat is het doel van dit gedicht?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Wat is het doel van dit krantenartikel?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 31 - Quiz

(huis)werk ma 8 sept:
lesboek Nieuw Nederlands, editie 7
cursus 1: meer dan lezen

- §1 herhaling leerjaar 3: opdracht 1 t/m 3

- §2 informatieve teksten: opdracht 1

Heb je nog geen boek: bladzijden kopiëren!

Slide 32 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst benoemen;

  • Je weet welk tekstdoel een tekst heeft;

  • Je weet welke tekstsoort bij welk tekstdoel hoort;

  • Je weet welke leesstrategie je wanneer gebruikt.

Slide 33 - Slide

Wat is een meewerkend voorwerp?
Gebruik internet om het antwoord te vinden.

Slide 34 - Open question

Welke vraag stel je om een meewerkend voorwerp te vinden? En wat is de functie van een meewerkend voorwerp? Gebruik je internet.

Slide 35 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Hij liet haar zijn website zien.

Slide 36 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.

Slide 37 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.

Slide 38 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?

Slide 39 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Waarom hebben jullie dat aan hem gegeven?

Slide 40 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Hem geef ik niets.

Slide 41 - Open question

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Zij heeft het mij toch verteld.

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Video

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 44 - Open question