Kapitel 3 - Lektion 3

Kapitel 3 - Lektion 3
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kapitel 3 - Lektion 3

Slide 1 - Slide

Programm

  • Grammatik C wiederholen: Du oder Sie? 
  • Wortschatz
  • Grammatik A + B wiederholen 

Slide 2 - Slide

Weißt du noch..

Hoe spreek je deze persoon aan?
> je broer

A
du
B
Sie

Slide 3 - Quiz

Weißt du noch..

Hoe spreek je deze persoon aan?
> de medewerker in een supermarkt

A
du
B
Sie

Slide 4 - Quiz

Weißt du noch..

Hoe spreek je deze persoon aan?
> je opa

A
du
B
Sie

Slide 5 - Quiz

Weißt du noch..

Hoe spreek je deze persoon aan?
> een klasgenoot (13 jaar)

A
du
B
Sie

Slide 6 - Quiz

Weißt du noch..

Hoe spreek je deze persoon aan?
> je mentor

A
du
B
Sie

Slide 7 - Quiz

 Wortschatz
Tip: Oefen met de woordtrainer en de test jezelf

Slide 8 - Slide

 Wortschatz

Slide 9 - Slide

Zoekopdracht: 
Je ziet straks twee typisch Oostenrijkse gerechten. 
Zoek op hoe deze gerechten heten en typ het in! 

Slide 10 - Slide

Wie heißt dieses Gericht?

Slide 11 - Open question

Wie heißt dieses Gericht?

Slide 12 - Open question

An die Arbeit!
Je gaat aan de slag met paragraaf 3 van het havo boek. 

timer
30:00

Slide 13 - Slide

Im Restaurant
Aufgabe 3
Höre dir das Fragment Im Restaurant an. Lies den Text mit. 

Wer bestellt was?
Notiere "Herr Alexander"
oder "Peter" bei den Gerichten. 

Slide 14 - Slide

Korte herhaling van de vorige paragraaf! 

Slide 15 - Slide

Welk zinsdeel staat in welke naamval? 
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 16 - Drag question

Welk lidwoord uit de 4e naamval van de Der-groep komt op welke plek?
M
V
O
MV
die
das
die
den

Slide 17 - Drag question

(onze)....................Lehrerin (v) hat uns gut geholfen.
is het 1e of 4e naamval?

Slide 18 - Open question

Er hat (mijn) ........ Bruder gesehen
is het 1e of 4e naamval?

Slide 19 - Open question

Waar is het verschil tussen de 1e en 4e naamval? m/v/o of mv?

Slide 20 - Open question

1e naamval
M
V
O
MV
der 
keine
ein
die
eine
das

Slide 21 - Drag question

4e naamval
M
V
O
MV
den 
keine
ein
die
eine
das
einen

Slide 22 - Drag question