Week 25, les 2

Welkom
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Herhalen grammatica

Slide 2 - Slide

Wat is het bijwoord/ zijn de bijwoorden?
Jan kan heel hard fietsen.
A
hard
B
heel, hard
C
heel
D
fietsen

Slide 3 - Quiz

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 4 - Quiz

Je moet hen/hen ook vragen om te komen.
A
Hen
B
Hun

Slide 5 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 6 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde?

Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

"Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen."
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
een zin

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Joris heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd
A
Joris
B
de betekenis
C
het meewerkend voorwerp
D
mij

Slide 9 - Quiz

Zij, hun of hen?
Dat is zij/hun/hen tas.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 10 - Quiz



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 11 - Quiz

Ontleed de zin. Benoem pv, ow, wg, lv, mv en bwb. Niet alles hoeft erin te zitten.
De leerlingen uit 1B hebben voor de toets hard geleerd.

Slide 12 - Open question

Benoem elk woord. Kies uit: blw, olw, zn, bn, pers. vnw, bez. vnw, vz en bw.
Heb jij jouw jurk in de nieuwe winkel gekocht?

Slide 13 - Open question

Blooket woordsoorten

Slide 14 - Slide