TV H5 Trappen van vergelijking

Welkom
Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon op stil?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je boek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.
16 mei 2023 om 08:01
Veel bedrijven in de maaltijd- en flitsbezorging hebben hun zaken niet op orde. Die betalen hun personeel te weinig of laten te jonge bezorgers werken. Ook is de werksituatie soms onveilig.

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon op stil?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je boek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.
16 mei 2023 om 08:01
Veel bedrijven in de maaltijd- en flitsbezorging hebben hun zaken niet op orde. Die betalen hun personeel te weinig of laten te jonge bezorgers werken. Ook is de werksituatie soms onveilig.

Slide 1 - Slide

Welkom
Pak je boek, schrift, pen.
Wacht tot de les begint.


timer
10:00

Slide 2 - Slide

WELKOM
Ga rustig zitten
Pak je boek, pen, papier.
Zorg dat je telefoon uit is en dat hij uit het zicht is.
Wacht rustig tot de les begint.
Sinds de invoering van statiegeld op blikjes lever ik ze op de goede manier in.

Slide 3 - Slide

Herhalen
persoonsvorm en voltooid deelwoord

Slide 4 - Slide

Formuleren
In deze paragraaf leer je:

• de trappen van vergelijking.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Een vergelijking maak je met de woorden als en dan.
• 
Bij de eerste trap gebruik je als. Als hoort bij hetzelfde.
Kevin is net zo groot als Jordi.
Kevin is even klein als Jordi.

Slide 7 - Slide

Bij de 2e trap gebruik je DAN
Jordi is groter dan Danny.
Danny is kleiner dan Kevin.

Slide 8 - Slide

Bij de 3e trap heb je geen -als- of -dan- nodig
In dit zwembad is het water het schoonst.
Bij de buren is het het leukst.

Slide 9 - Slide

Uitzonderingen
zie opdracht 4 op blz. 195.

Slide 10 - Slide

Weten we het nog? 
Wat is een......
  •  bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • werkwoord (ww)
  • zelfstandig naamwoord (zn)
  • werkwoord (ww)

Slide 11 - Slide

Wat is in deze zin het bn?
De kinderen liepen naar de hoge glijbaan.
A
kinderen
B
liepen
C
glijbaan
D
hoge

Slide 12 - Quiz

Wat is in deze zin het ZN?
Als het lekker weer is, ga ik naar het zwembad.
A
weer
B
lekker
C
ga
D
zwembad

Slide 13 - Quiz

Wat is in deze zin het ZN?
Ik ga dan snel het koude water in
A
snel
B
koude
C
water
D
ga

Slide 14 - Quiz

Wat is in deze zin het WW?
We rennen dan heel hard naar het koude water.
A
heel
B
water
C
koude
D
rennen

Slide 15 - Quiz

Wat zijn in deze zin de werkwoorden (ww)?
wie er als eerste is, heeft gewonnen
A
wie, eerste, heeft
B
heeft, gewonnen
C
is, heeft, gewonnen
D
gewonnen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken 2Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Maken: blz. 195-197, opdr. 1 t/m 8
Maken: blz. 228-231, opdracht 1 t/m 7. 
Hoe
Samenwerken mag.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 18 - Slide